2 Kronieken 33:12-13
2 Kronieken 33:12-13 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En als hij hem benauwde, bad hij het aangezicht des HEEREN, zijns Gods, ernstelijk aan, en vernederde zich zeer voor het aangezicht van den God zijner vaderen, En bad Hem; en Hij liet Zich van hem verbidden, en hoorde zijn smeking, en Hij bracht hem weder te Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen erkende Manasse, dat de HEERE God is.
2 Kronieken 33:12-13 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar toen Hij hem benauwde, trachtte hij het aangezicht van de HEERE, zijn God, gunstig te stemmen; hij vernederde zich diep voor het aangezicht van de God van zijn vaderen, en bad tot Hem. En Hij liet Zich door hem verbidden, verhoorde zijn smeekbede, en bracht hem terug in Jeruzalem, in zijn koninkrijk. Toen erkende Manasse dat de HEERE God is.
2 Kronieken 33:12-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Maar, toen hij in het nauw geraakt was, zocht hij de gunst van de HERE, zijn God; hij verootmoedigde zich diep voor het aangezicht van de God zijner vaderen en bad tot Hem; toen liet Hij Zich door hem verbidden, hoorde zijn smeking, bracht hem naar Jeruzalem terug en herstelde hem in zijn koningschap. En Manasse erkende, dat de HERE God is.
2 Kronieken 33:12-13 Het Boek (HTB)
Pas toen Manasse in uiterste nood verkeerde, vernederde hij zich en vroeg de HERE, de God van zijn voorouders, om hulp. En de HERE luisterde en beantwoordde zijn smeekbede door hem terug te brengen naar Jeruzalem en zijn koninkrijk. Toen dat was gebeurd, besefte Manasse pas goed dat alleen de HERE God is.
2 Kronieken 33:12-13 BasisBijbel (BB)
Toen hij er zo ellendig aan toe was, ging hij weer bidden tot zijn Heer God. Hij had erge spijt van wat hij gedaan had. Daarom luisterde God naar hem en liet hem naar Jeruzalem terugkomen. Hij zorgde ervoor dat hij weer koning van Juda werd. En Manasse gaf toe dat de Heer God is.