1 Timotheüs 6:6-11
1 Timotheüs 6:6-11 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar de godsvrucht is inderdaad een bron van grote winst, vergezeld van tevredenheid. Want wij hebben niets de wereld ingedragen, het is duidelijk dat wij ook niets daaruit kunnen wegdragen. Als wij echter voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn. Maar wie rijk willen worden, vallen in verzoeking en in een strik en in veel dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want geldzucht is een wortel van alle kwaad. Door daarnaar te verlangen, zijn sommigen afgedwaald van het geloof, en hebben zich met vele smarten doorstoken. U echter, o mens die God toebehoort, ontvlucht deze dingen. Jaag daarentegen gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtmoedigheid na.
1 Timotheüs 6:6-11 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Maar het dienen van God is wel een grote rijkdom, als we ook tevreden zijn met wat we hebben. Want we hebben niets op de wereld meegebracht [ toen we geboren werden ], en het is duidelijk dat we ook niets uit de wereld kunnen meenemen [ als we sterven ]. Als we onderdak, eten, drinken en kleren hebben, moeten we tevreden zijn. Maar mensen die graag rijk willen worden, lopen in de val van de duivel. Ze krijgen allerlei dwaze en verkeerde verlangens, waardoor het langzaam maar zeker slecht met hen afloopt. Want het verlangen naar geld is de bron van al het kwaad. Sommige mensen zijn het geloof kwijtgeraakt en in allerlei ellende terecht gekomen, doordat ze zo graag rijk wilden worden. Maar jij, man van God, blijf ver bij al deze dingen vandaan. Verlang naar eerlijkheid, een heilig leven, geloof, liefde, geduld en vriendelijkheid.
1 Timotheüs 6:6-11 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Doch de godzaligheid is een groot gewin met vergenoeging. Want wij hebben niets in de wereld gebracht, het is openbaar, dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen. Maar als wij voedsel en deksel hebben, wij zullen daarmede vergenoegd zijn. Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking, en in den strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang. Want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken. Maar gij, o mens Gods, vlied deze dingen; en jaag naar gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid.
1 Timotheüs 6:6-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Nu brengt inderdaad de godsvrucht grote winst, (indien zij gepaard gaat) met tevredenheid. Want wij hebben niets op de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen. Als wij echter onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten doorboord. Gij daarentegen, o mens Gods, ontvlucht deze dingen, doch jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en zachtzinnigheid.
1 Timotheüs 6:6-11 Het Boek (HTB)
Het leven met God brengt veel op. Zeker als je ook tevreden bent met wat je hebt. Per slot van rekening hebben wij bij onze geboorte niets meegebracht, en als wij sterven, zullen wij ook niets kunnen meenemen. Als we ons kunnen voeden en kleden, moet ons dat genoeg zijn. Maar wie graag rijk wil worden, komt al gauw in verleiding en raakt verstrikt in de begeerte naar onnodige en verkeerde dingen, en gaat ten slotte verloren. Want de liefde voor het geld is de eerste stap naar allerlei andere zonden. Sommige mensen hebben zich daarvoor zelfs van God afgekeerd en zich veel ellende op de hals gehaald. Timotheüs, jij bent een man van God. Vlucht voor al deze lelijke dingen en span je in voor wat rechtvaardig is, voor wat de mensen tot God brengt, voor het geloof, de liefde, de toewijding en de vriendelijkheid.