1 Samuël 3:1-10

1 Samuël 3:1-10 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En de jongeling Samuël diende den HEERE voor het aangezicht van Eli; en het woord des HEEREN was dierbaar in die dagen; er was geen openbaar gezicht. En het geschiedde te dien dage, als Eli op zijn plaats nederlag (en zijn ogen begonnen donker te worden, dat hij niet zien kon), En Samuël zich ook nedergelegd had, eer de lampe Gods uitgedaan werd, in den tempel des HEEREN, waar de ark Gods was, Dat de HEERE Samuël riep; en hij zeide: Zie, hier ben ik. En hij liep tot Eli en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Doch hij zeide: Ik heb niet geroepen, keer weder, leide u neder. En hij ging heen en legde zich neder. Toen riep de HEERE Samuël wederom; en Samuël stond op; en ging tot Eli, en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Hij dan zeide: Ik heb niet geroepen, mijn zoon; keer weder, leg u neder. Doch Samuël kende den HEERE nog niet; en het woord des HEEREN was aan hem nog niet geopenbaard. Toen riep de HEERE Samuël wederom, ten derden maal; en hij stond op, en ging tot Eli, en zeide: Zie, hier ben ik, want gij hebt mij geroepen. Toen verstond Eli, dat de HEERE den jongeling riep. Daarom zeide Eli tot Samuël: Ga heen, leg u neder, en het zal geschieden, zo Hij u roept, zo zult gij zeggen: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort. Toen ging Samuël heen en legde zich aan zijn plaats. Toen kwam de HEERE, en stelde Zich daar, en riep gelijk de andere malen: Samuël, Samuël! En Samuël zeide: Spreek, want Uw knecht hoort.

1 Samuël 3:1-10 Herziene Statenvertaling (HSV)

En de jonge Samuel diende de HEERE onder toezicht van Eli. Het woord van de HEERE was schaars in die dagen; er kwam geen visioen openbaar. Het gebeurde op zekere dag, toen Eli op zijn slaapplaats lag – zijn ogen begonnen zwak te worden, zodat hij niet meer kon zien – en toen ook Samuel zich te slapen gelegd had, voordat de lamp van God gedoofd werd in de tempel van de HEERE, waar de ark van God was, dat de HEERE Samuel riep. En hij zei: Zie, hier ben ik. Hij snelde naar Eli en zei: Zie, hier ben ik, want u hebt mij geroepen. Maar die zei: Ik heb niet geroepen, ga terug en ga weer liggen. En hij ging weg en ging weer liggen. Toen riep de HEERE Samuel opnieuw; Samuel stond op, ging naar Eli en zei: Zie, hier ben ik, want u hebt mij geroepen. Hij zei echter: Ik heb niet geroepen, mijn zoon; ga terug en ga weer liggen. Nu kende Samuel de HEERE nog niet; het woord van de HEERE was nog niet aan hem geopenbaard. Toen riep de HEERE Samuel opnieuw, voor de derde keer, en hij stond op, ging naar Eli en zei: Zie, hier ben ik, want u hebt mij geroepen. Toen begreep Eli dat de HEERE de jongen riep. Daarom zei Eli tegen Samuel: Ga weer terug en ga liggen. Wanneer het gebeurt dat Hij je roept, moet je zeggen: Spreek, HEERE, want Uw dienaar luistert. Toen ging Samuel weer terug en ging op zijn slaapplaats liggen. Toen kwam de HEERE en bleef daar staan; en Hij riep zoals de andere keren: Samuel, Samuel! En Samuel zei: Spreek, want Uw dienaar luistert.