1 Samuël 17:34-35
1 Samuël 17:34-35 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Toen zeide David tot Saul: Uw knecht weidde de schapen zijns vaders, en er kwam een leeuw en een beer, en nam een schaap van de kudde weg. En ik ging uit hem na, en ik sloeg hem, en redde het uit zijn mond; toen hij tegen mij opstond, zo vatte ik hem bij zijn baard, en sloeg hem, en doodde hem.
1 Samuël 17:34-35 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen zei David tegen Saul: Uw dienaar weidde de schapen van zijn vader, en kwam er een leeuw of een beer die een schaap van de kudde wegnam, dan ging ik hem achterna, sloeg hem neer en redde het uit zijn bek. En als hij mij dan aanviel, greep ik hem bij zijn baard, sloeg hem neer en doodde hem.
1 Samuël 17:34-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
David echter zeide tot Saul: Uw knecht was gewoon voor zijn vader de schapen te hoeden. Kwam er een leeuw of een beer, die een schaap uit de kudde wegroofde, dan liep ik hem na, sloeg hem en redde het uit zijn muil. Als hij zich dan tegen mij keerde, greep ik hem bij zijn baard en sloeg hem dood.
1 Samuël 17:34-35 Het Boek (HTB)
Maar David hield voet bij stuk. Hij zei: ‘Ik heb wel meegemaakt, toen ik de schapen van mijn vader hoedde, dat een leeuw of een beer opdook die een lam greep. Ik ging hem achterna met een stok om het lam te bevrijden. Toen hij mij aanviel, greep ik hem bij zijn kaak en sloeg hem dood.
1 Samuël 17:34-35 BasisBijbel (BB)
Maar David zei tegen Saul: "Ik ben gewend om voor mijn vader de schapen te hoeden. Soms roofde een leeuw of beer een schaap uit de kudde. Dan liep ik hem achterna, sloeg hem neer en redde het dier uit zijn bek. En als de leeuw mij dan aanviel, greep ik hem bij zijn manen en doodde hem.