1 Samuël 13:5-15
1 Samuël 13:5-15 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En de Filistijnen werden verzameld om te strijden tegen Israël, dertig duizend wagens, en zes duizend ruiters, en volk in menigte als het zand, dat aan den oever der zee is; en zij togen op, en legerden zich te Michmas, tegen het oosten van Beth-aven. Toen de mannen van Israël zagen, dat zij in nood waren (want het volk was benauwd), zo verborg zich het volk in de spelonken, en in de doornbossen, en in de steenklippen, en in de vestingen, en in de putten. De Hebreën nu gingen over de Jordaan in het land van Gad en Gilead. Toen Saul nog zelf te Gilgal was, zo kwam al het volk bevende achter hem. En hij vertoefde zeven dagen, tot den tijd, dien Samuël bestemd had. Als Samuël te Gilgal niet opkwam, zo verstrooide het volk van hem. Toen zeide Saul: Brengt tot mij herwaarts een brandoffer, en dankofferen; en hij offerde brandoffer. En het geschiedde, toen hij geëindigd had het brandoffer te offeren, ziet, zo kwam Samuël; en Saul ging uit hem tegemoet, om hem te zegenen. Toen zeide Samuël: Wat hebt gij gedaan? Saul nu zeide: Omdat ik zag, dat zich het volk van mij verstrooide, en gij op den bestemden tijd der dagen niet kwaamt, en de Filistijnen te Michmas vergaderd waren, Zo zeide ik: Nu zullen de Filistijnen tot mij afkomen te Gilgal, en ik heb het aangezicht des HEEREN niet ernstelijk aangebeden, zo dwong ik mijzelven, en heb brandoffer geofferd. Toen zeide Samuël tot Saul: Gij hebt zottelijk gedaan; gij hebt het gebod van den HEERE, uw God, niet gehouden, dat Hij u geboden heeft; want de HEERE zou nu uw rijk over Israël bevestigd hebben tot in eeuwigheid. Maar nu zal uw rijk niet bestaan. De HEERE heeft Zich een man gezocht naar Zijn hart, en de HEERE heeft hem geboden een voorganger te zijn over Zijn volk, omdat gij niet gehouden hebt, wat u de HEERE geboden had. Toen maakte zich Samuël op, en hij ging op van Gilgal naar Gibea-Benjamins; en Saul telde het volk, dat bij hem gevonden werd, omtrent zeshonderd man.
1 Samuël 13:5-15 Herziene Statenvertaling (HSV)
De Filistijnen verzamelden zich om te strijden tegen Israël, dertigduizend wagens en zesduizend ruiters, en volk zo talrijk als de zandkorrels die zich aan de oever van de zee bevinden. Zij trokken op en sloegen hun kamp op in Michmas, ten oosten van Beth-Aven. Toen de mannen van Israël zagen dat zij in nood waren – want het volk was in het nauw gedreven – verborg het volk zich in de grotten, in de rotsspleten, tussen de rotsen, in de schuilplaatsen en in de putten. Ook staken Hebreeën de Jordaan over naar het land van Gad en Gilead. Maar Saul bleef zelf nog in Gilgal, en al het volk kwam bevend achter hem aan. En Saul wachtte zeven dagen, tot het tijdstip dat Samuel bepaald had. Toen Samuel echter niet naar Gilgal kwam, begon het volk zich te verspreiden, bij hem vandaan. Toen zei Saul: Breng een brandoffer bij mij, en dankoffers; en hij offerde het brandoffer. En het gebeurde, toen hij gereed was met het brengen van het brandoffer, dat, zie, Samuel kwam. Saul ging het kamp uit hem tegemoet om hem te zegenen. En Samuel zei: Wat hebt u gedaan? Toen zei Saul: Omdat ik zag dat het volk zich begon te verspreiden, bij mij vandaan, en omdat ú niet op de vastgestelde tijd kwam, en de Filistijnen in Michmas verzameld zijn, zei ik bij mijzelf: Nu zullen de Filistijnen op mij afkomen in Gilgal, en ik heb niet getracht het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen. Daarom heb ik mijzelf gedwongen om het brandoffer te brengen. Maar Samuel zei tegen Saul: U hebt dwaas gehandeld. U hebt het gebod van de HEERE, uw God, dat Hij u geboden heeft, niet in acht genomen. Anders zou de HEERE uw koningschap over Israël voor eeuwig bevestigd hebben, maar nu zal uw koningschap geen stand houden. De HEERE heeft een man naar Zijn hart voor Zich uitgezocht, en de HEERE heeft hem de opdracht gegeven een vorst te zijn over Zijn volk, omdat u niet in acht genomen hebt wat de HEERE u geboden had. Toen stond Samuel op en ging van Gilgal naar Gibea in Benjamin. Saul telde het volk dat zich bij hem bevond: ongeveer zeshonderd man.
1 Samuël 13:5-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
De Filistijnen nu hadden zich verzameld om tegen Israël te strijden, drieduizend wagens, zesduizend ruiters en voetvolk even talrijk als het zand aan de oever der zee. Zij trokken op en legerden zich te Mikmas, oostelijk van Bet-Awen. Toen de mannen van Israël zagen, dat zij in het nauw kwamen, dat het volk bedreigd werd, verborg het volk zich in de spelonken, spleten, rotsen, grotten en putten; ook gingen Hebreeën over de Jordaan naar het land van Gad en Gilead, terwijl Saul nog te Gilgal was en al het volk bevende in zijn gevolg bleef. Hij wachtte zeven dagen, tot de tijd die Samuël had bepaald. Maar toen Samuël niet naar Gilgal kwam, begon het volk van hem weg te lopen; daarom zeide Saul: Brengt mij het brandoffer en de vredeoffers. En hij offerde het brandoffer. Nauwelijks was hij gereed met het offeren van het brandoffer, of zie, daar kwam Samuël. Saul ging hem tegemoet om hem te begroeten. Toen zeide Samuël: Wat hebt gij gedaan? Saul antwoordde: Daar ik zag, dat het volk van mij wegliep en gij niet op de afgesproken tijd kwaamt, terwijl de Filistijnen te Mikmas verzameld waren, dacht ik: nu zullen de Filistijnen op mij afkomen te Gilgal, en ik heb de gunst des HEREN nog niet gezocht; toen heb ik mij verstout en heb het brandoffer geofferd. Samuël zeide tot Saul: Gij hebt dwaas gehandeld; gij hebt niet in acht genomen het gebod van de HERE, uw God, dat Hij u geboden heeft, anders zou de HERE uw koningschap over Israël voor altijd bevestigd hebben. Maar nu zal uw koningschap niet bestendig zijn. De HERE heeft Zich een man uitgezocht naar zijn hart en de HERE heeft hem tot een vorst over zijn volk aangesteld, omdat gij niet in acht genomen hebt wat de HERE u geboden had. Daarna stond Samuël op en ging van Gilgal naar Gibea in Benjamin. Maar Saul monsterde het volk dat zich bij hem bevond: ongeveer zeshonderd man.
1 Samuël 13:5-15 Het Boek (HTB)
De Filistijnen brachten een machtig leger op de been met drieduizend strijdwagens, zesduizend ruiters en een ontelbaar aantal soldaten. Zij verzamelden zich bij Michmas, ten oosten van Bet-Aven. Toen de mannen van Israël die enorme troepenmacht tegenover zich zagen, raakten zij in paniek en zochten een veilig heenkomen in grotten, dicht struikgewas en onder rotsen, ja, zelfs in rotsgraven en putten. Enkelen staken de Jordaan over en ontkwamen naar het land van Gad en Gilead. Ondertussen bleef Saul in Gilgal en de mannen die bij hem waren, beefden van angst voor wat hun te wachten stond. Samuël had Saul eerder gezegd dat hij zeven dagen op zijn komst moest wachten. Maar toen hij niet kwam opdagen en Sauls leger steeds verder slonk, besloot Saul het brandoffer en de vredeoffers zelf te brengen. Net toen hij het brandoffer had gebracht, verscheen Samuël. Saul ging hem tegemoet om hem te begroeten. Maar Samuël vroeg: ‘Wat hebt u nu gedaan?’ Saul antwoordde: ‘Ik zag dat steeds meer mannen mij in de steek lieten en dat u later arriveerde dan dat u had gezegd. En ondertussen liggen de Filistijnen al bij Michmas en ze zijn klaar om aan te vallen. Ik dacht bij mijzelf: de Filistijnen zijn klaar voor de strijd en ik heb nog niet eens de hulp van de HERE gevraagd! Toen voelde ik mij gedwongen het brandoffer te brengen zonder op u te wachten.’ ‘U hebt dwaas gehandeld!’ viel Samuël uit. ‘U bent ongehoorzaam geweest aan het gebod van de HERE, uw God. Hij was van plan uw koningschap voorgoed op uw nakomelingen te laten overgaan, maar nu zal er voortijdig een eind aan komen. Want de HERE wil alleen een man die Hem gehoorzaamt. Hij heeft die man naar zijn hart al gevonden en hem benoemd tot koning over zijn volk, want u hebt het gebod van de HERE niet gehoorzaamd.’ Na die woorden verliet Samuël Gilgal en begaf zich naar Gibea in het land van Benjamin. Toen Saul de soldaten telde die nog waren overgebleven, kwam hij slechts tot zeshonderd man.
1 Samuël 13:5-15 BasisBijbel (BB)
De Filistijnen verzamelden zich bij Michmas. Ze hadden een leger van 3000 strijdwagens en 6000 ruiters. Het aantal mannen te voet was zo ontelbaar als het zand langs de zee. Ze zetten hun kamp op ten oosten van Bet-Aven. Toen de Israëlieten dat grote leger zagen, werden ze bang. Ze vluchtten en verborgen zich in grotten, bosjes, spleten, holen en putten. Sommigen vluchtten de Jordaan over naar het gebied van Gad en Gilead. Saul was nog steeds in Gilgal, terwijl zijn leger angstig bij hem bleef. Hij wachtte zeven dagen, zoals Samuel hem had gezegd. Maar toen Samuel nog steeds niet naar Gilgal was gekomen, begon het volk bij hem weg te lopen. Daarom zei Saul: "Breng mij de offerdieren." Toen bracht hij zelf het brand-offer. Hij was daar net mee klaar, toen Samuel kwam. Saul ging hem tegemoet om hem te begroeten. Samuel vroeg: "Wat heeft u gedaan?" Saul antwoordde: "Het volk begon bij mij weg te lopen en u kwam niet op de afgesproken tijd. Maar het leger van de Filistijnen had zich al bij Michmas verzameld. Toen werd ik bang dat de Filistijnen mij in Gilgal zouden aanvallen, zonder dat ik de Heer iets had geofferd. Toen heb ik moed gevat en heb zelf het offer gebracht." Samuel antwoordde: "U heeft heel dwaas gedaan. U heeft niet gedaan wat de Heer bevolen had. Als u dat wél had gedaan, zou de Heer ervoor gezorgd hebben dat u en uw familie ná u voor altijd koning van Israël zouden zijn. Maar nu zult u geen koning blijven. De Heer heeft al een man uitgekozen die Hem wél bevalt. Hij heeft hém uitgekozen als koning van zijn volk, omdat u niet gehoorzaam bent geweest aan wat de Heer u bevolen had." Toen vertrok Samuel uit Gilgal en ging naar Gibea in het gebied van de stam van Benjamin. Maar Saul verzamelde de mannen die nog bij hem waren. Dat waren ongeveer 600 mannen.