1 Samuël 10:17-27

1 Samuël 10:17-27 BasisBijbel (BB)

Samuel riep het volk bij elkaar bij de Heer in Mizpa Hij zei tegen hen: "Dit zegt de Heer, de God van Israël: 'Ik heb Israël uit Egypte bevrijd. Ik heb jullie gered uit de macht van de Egyptenaren en uit de macht van alle koningen die jullie bedreigden. Maar die God die jullie uit alle rampen en gevaren heeft gered, schuiven jullie nu aan de kant. Want jullie hebben tegen Hem gezegd: 'We willen liever een koning.' Kom nu allemaal voor de Heer staan, in groepen volgens de stammen en families waar jullie bij horen." Toen liet Samuel alle stammen van Israël naar voren komen, en de stam van Benjamin werd aangewezen. Toen liet hij de families van de stam van Benjamin naar voren komen, en de familie van Matri werd aangewezen. Tenslotte werd Saul, de zoon van Kis aangewezen. Maar toen ze hem zochten, was hij nergens te vinden. Daarom stelden ze de Heer nog een vraag: "Moet de man soms nog komen?" Toen zei de Heer: "Hij heeft zich tussen de bagage verstopt." Ze gingen er kijken en vonden hem daar. Ze haalden hem tevoorschijn. Toen hij tussen de mensen in stond, zagen ze dat hij een hoofd boven alle anderen uitstak. Samuel zei tegen het volk: "Zien jullie wel wie de Heer heeft uitgekozen? Onder het hele volk is er niemand als hij!" Het hele volk begon te juichen en riep: "Lang leve de koning!" Daarna legde Samuel aan het volk uit welke rechten de koning had. Hij schreef ze in een boek en legde dat neer bij de Heer. Toen stuurde Samuel iedereen naar huis. Ook Saul ging naar zijn huis, in Gibea. En God gaf het een aantal dappere mannen in het hart om met Saul mee te gaan. Maar een aantal schurken zei: "Hoe zou deze man ons kunnen redden?" En ze vonden het niets dat hij koning werd. Ze brachten hem geen geschenken. Maar hij deed alsof hij niets hoorde.

1 Samuël 10:17-27 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Doch Samuël riep het volk te zamen tot den HEERE, te Mizpa. En hij zeide tot de kinderen Israëls: Alzo heeft de HEERE, de God Israëls, gesproken: Ik heb Israël uit Egypte opgebracht, en Ik heb ulieden van de hand der Egyptenaren gered, en van de hand van alle koninkrijken, die u onderdrukten. Maar gijlieden hebt heden uw God verworpen, Die u uit al uw ellenden en uw noden verlost heeft, en hebt tot Hem gezegd: Zet een koning over ons; nu dan, stelt u voor het aangezicht des HEEREN, naar uw stammen en naar uw duizenden. Toen nu Samuël al de stammen van Israël had doen naderen, zo is de stam van Benjamin geraakt. Toen hij den stam van Benjamin deed aankomen naar zijn geslachten, zo werd het geslacht van Matri geraakt; en Saul, de zoon van Kis, werd geraakt. En zij zochten hem, maar hij werd niet gevonden. Toen vraagden zij verder den HEERE, of die man nog derwaarts komen zou? De HEERE dan zeide: Ziet, hij heeft zich tussen de vaten verstoken. Zij nu liepen, en namen hem van daar, en hij stelde zich in het midden des volks; en hij was hoger dan al het volk, van zijn schouder en opwaarts. Toen zeide Samuël tot het ganse volk: Ziet gij, dien de HEERE verkoren heeft? Want gelijk hij, is er niemand onder het ganse volk. Toen juichte het ganse volk, en zij zeiden: de koning leve! Samuël nu sprak tot het volk het recht des koninkrijks, en schreef het in een boek, en legde het voor het aangezicht des HEEREN. Toen liet Samuël het ganse volk gaan, elk naar zijn huis. En Saul ging ook naar zijn huis te Gibea, en van het heir gingen met hem, welker hart God geroerd had. Doch de kinderen Belials zeiden: Wat zou ons deze verlossen? en zij verachtten hem, en brachten hem geen geschenk. Doch hij was als doof.

1 Samuël 10:17-27 Herziene Statenvertaling (HSV)

Maar Samuel riep het volk samen bij de HEERE, in Mizpa. En hij zei tegen de Israëlieten: Zo heeft de HEERE, de God van Israël, gesproken: Ik heb Israël uit Egypte geleid, en Ik heb u uit de hand van de Egyptenaren gered, en uit de hand van alle koninkrijken die u onderdrukten. Maar u hebt heden uw God verworpen, Die u uit al uw ellenden en uw noden verlost heeft, en u hebt tegen Hem gezegd: Stel een koning over ons aan. Nu dan, stel u op voor het aangezicht van de HEERE, overeenkomstig uw stammen en uw duizenden. Toen Samuel al de stammen van Israël naar voren liet komen, werd de stam van Benjamin door het lot aangewezen. Toen hij de stam van Benjamin naar voren liet komen, opgesteld naar zijn geslachten, werd het geslacht van Matri aangewezen; en Saul, de zoon van Kis, werd aangewezen. Ze zochten hem, maar hij werd niet gevonden. Toen raadpleegden zij de HEERE opnieuw: Is die man wel hierheen gekomen? De HEERE zei: Zie, hij heeft zich tussen de bagage verstopt. Zij snelden erheen en namen hem vandaar mee. Hij ging midden tussen het volk staan, en van zijn schouders en hoger was hij langer dan heel het volk. Toen zei Samuel tegen heel het volk: Ziet u wie de HEERE uitgekozen heeft? Want zoals hij is er niemand onder het hele volk. Toen juichte het hele volk, en zij zeiden: Leve de koning! Samuel sprak tot het volk over de bepalingen met betrekking tot het koningschap, schreef ze op een boekrol, en legde die voor het aangezicht van de HEERE. Toen liet Samuel het hele volk gaan, ieder naar zijn huis. Saul ging ook naar zijn huis in Gibea, en uit het leger gingen zij met hem mee van wie God het hart had aangeraakt. Maar verdorven lieden zeiden: Hoe zou deze man ons verlossen? Zij verachtten hem en brachten hem geen geschenk. Hij hield zich echter doof.

1 Samuël 10:17-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Daarna riep Samuël het volk samen tot de HERE te Mispa en hij zeide tot de Israëlieten: Zo zegt de HERE, de God van Israël: Ik heb Israël uit Egypte geleid en u gered uit de macht der Egyptenaren en uit de macht van alle koninkrijken die u verdrukten. Maar thans verwerpt gij uw God, die voor u een verlosser was uit al uw rampen en noden, en zegt: Neen, stel een koning over ons aan. Nu dan, stelt u voor het aangezicht des HEREN, naar uw stammen en naar uw geslachten. Toen liet Samuël alle stammen van Israël naderbij komen, en de stam Benjamin werd aangewezen. Daarna liet hij de stam Benjamin naderbij komen naar zijn geslachten, en het geslacht van Matri werd aangewezen. Ten slotte werd Saul, de zoon van Kis, aangewezen. Maar toen men hem zocht, was hij niet te vinden. Daarom stelde men nogmaals de HERE een vraag: Is de man wel hier gekomen? De HERE nu zeide: Zie, hij houdt zich ergens tussen het pakgoed schuil. Men snelde heen en haalde hem daarvandaan, en toen hij midden onder het volk stond, bleek het, dat hij een hoofd boven al het volk uitstak. En Samuël zeide tot het gehele volk: Ziet gij wel, wie de HERE verkoren heeft? Want er is niemand als hij onder het gehele volk. Toen juichte het gehele volk en riep: De koning leve! Daarna zette Samuël voor het volk het recht van het koningschap uiteen, schreef dit in een oorkonde en legde die neer voor het aangezicht des HEREN; daarop liet Samuël het gehele volk gaan, ieder naar zijn huis. Ook Saul ging naar zijn huis, naar Gibea, en de dapperen, aan wie God dit in het hart gegeven had, gingen met hem. Doch nietswaardige lieden zeiden: Hoe zou deze ons verlossen? Zij verachtten hem en brachten hem geen geschenk. Maar hij hield zich doof.

1 Samuël 10:17-27 Het Boek (HTB)

Hierna riep Samuël het hele volk Israël op om naar Mispa te komen en gaf hun de volgende boodschap van de HERE: ‘Ik leidde u uit Egypte en verloste u uit de macht van de Egyptenaren en al die andere volken die u verdrukten. Maar ondanks dat Ik zoveel voor u heb gedaan, hebt u Mij toch afgewezen en gezegd: “Wij willen in uw plaats een koning!” Goed dan, stel u nu op voor het oog van de HERE, onderverdeeld in stammen en families.’ Daarop riep Samuël de stamleiders bijeen voor de HERE en de stam van Benjamin werd door het lot aangewezen. Daarna bracht hij elke familie van de stam Benjamin voor de HERE en daarbij werd de familie van Matri aangewezen. Ten slotte wees het lot Saul, de zoon van Kis, aan. Maar toen zij hem zochten, bleek hij nergens te vinden! Daarom vroegen zij de HERE: ‘Waar is hij? Komt hij nog tevoorschijn?’ En de HERE antwoordde: ‘Hij verbergt zich tussen de bagage.’ En ja, daar vonden zij hem. Toen hij tussen het volk stond, stak hij met kop en schouders boven iedereen uit. Samuël richtte zich toen tot de aanwezigen en zei: ‘Dit is de man die de HERE als uw koning heeft uitgekozen. In heel Israël is er niemand zoals hij!’ Het hele volk juichte de koning toe. Samuël vertelde het volk wat de rechten en plichten van een koning waren. Hij schreef die op in een boek en legde dat in het heiligdom voor de HERE neer. Toen stuurde hij iedereen terug naar huis. Op de terugweg naar zijn huis in Gibea werd Saul vergezeld door een groep mannen van wie God de harten had aangeraakt en die zijn vaste begeleiders werden. Toch waren er ook nietsnutten die riepen: ‘Hoe kan deze man ons nu redden?’ Zij verachtten hem en weigerden hem geschenken aan te bieden, maar Saul negeerde hen gewoon.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid