1 Koningen 18:42-46
1 Koningen 18:42-46 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Alzo toog Achab op, om te eten en te drinken; maar Elia ging op naar de hoogte van Karmel, en breidde zich uit voorwaarts ter aarde; daarna legde hij zijn aangezicht tussen zijn knieën. En hij zeide tot zijn jongen: Ga nu op, en zie uit naar de zee. Toen ging hij op, en zag uit, en zeide: Er is niets. Toen zeide hij: Ga weder henen, zevenmaal. En het geschiedde op de zevende maal, dat hij zeide: Zie, een kleine wolk, als eens mans hand, gaat op van de zee. En hij zeide: Ga op, zeg tot Achab: Span aan, en kom af, dat u de regen niet ophoude. En het geschiedde ondertussen, dat de hemel van wolken en wind zwart werd; en er kwam een grote regen; en Achab reed weg, en toog naar Jizreël. En de hand des HEEREN was over Elia, en hij gordde zijn lenden, en liep voor het aangezicht van Achab henen, tot daar men te Jizreël komt.
1 Koningen 18:42-46 Herziene Statenvertaling (HSV)
Zo ging Achab eten en drinken, maar Elia klom naar de top van de Karmel, boog zich voorover ter aarde. Vervolgens legde hij zijn gezicht tussen zijn knieën. Hij zei tegen zijn knecht: Klim toch naar boven en kijk uit in de richting van de zee. Toen klom hij naar boven, keek uit en zei: Er is niets. Toen zei hij: Ga terug, zevenmaal. En het gebeurde bij de zevende maal dat hij zei: Zie, een kleine wolk, als de hand van een man, opkomend uit de zee. En hij zei: Ga tegen Achab zeggen: Span in, daal af en laat de regen u niet ophouden. Het gebeurde ondertussen dat de hemel zwart werd van wolken en wind, en er kwam een hevige regen. Achab reed weg en ging naar Jizreël. En de hand van de HEERE was op Elia, en hij omgordde zijn middel en snelde voor Achab uit tot waar men bij Jizreël komt.
1 Koningen 18:42-46 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen ging Achab heen om te eten en te drinken. Elia echter klom naar de hoogte van de Karmel, boog zich ter aarde en legde zijn aangezicht tussen zijn knieën. Daarop zeide hij tot zijn knecht: Klim omhoog, zie uit naar de zeekant. Hij klom omhoog en zag uit, maar zeide: Er is niets. Daarop zeide hij: Ga weer. Tot zevenmaal toe. Bij de zevende maal nu zeide hij: Zie, een wolkje als eens mans hand stijgt op uit de zee. Toen zeide hij: Ga heen, zeg aan Achab: Span in en daal af, laat de stortregen u niet ophouden. Toen, in een oogwenk, werd de hemel zwart van wolken en wind, en viel er een zware stortregen. Daarop reed Achab weg en ging naar Jizreël. Maar de hand des HEREN was over Elia, zodat hij zijn lendenen gordde en vóór Achab uit snelde tot waar men de richting naar Jizreël inslaat.
1 Koningen 18:42-46 Het Boek (HTB)
Daarop liet Achab een feestelijke maaltijd klaarmaken. Maar Elia klom naar de top van de berg Karmel en lag een tijd languit op de grond, daarna boog hij ineen met zijn hoofd tussen zijn knieën. Na een tijdje zei hij tegen zijn dienaar: ‘Kijk eens in de richting van de zee.’ De dienaar deed dat, maar kwam terug bij Elia en zei: ‘Ik heb niets gezien.’ Elia zei: ‘Ga nog maar een keer kijken en dan nog een keer en nog een keer, zevenmaal.’ Ten slotte, bij de zevende keer, zei zijn dienaar tegen hem: ‘Ik zag een kleine wolk, zo groot als een mannenhand, uit de zee opstijgen.’ Elia riep: ‘Ga snel naar Achab en zeg hem in zijn rijtuig te stappen en naar huis te gaan, anders zal de stortregen hem tegenhouden!’ En inderdaad, kort daarna verduisterden grote regenwolken de hemel en een harde wind voerde een zware stortregen aan. Achab reed snel weg naar de stad Jizreël. Maar de HERE gaf Elia speciale kracht, zodat hij vóór de wagen van Achab uit kon rennen naar de ingang van de stad.
1 Koningen 18:42-46 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Achab vertrok om te gaan eten. Maar Elia klom naar de top van de Karmel. Daar knielde hij op de grond neer met zijn gezicht tussen zijn knieën. Toen zei hij tegen zijn dienaar: "Klim verder omhoog en kijk in de richting van de zee [ of je al regen ziet komen ]." De man klom omhoog en keek, maar zei: "Er is nog niets te zien." Toen zei Elia: "Ga nog een keer kijken." Hij stuurde hem zeven keer. Bij de zevende keer zei zijn dienaar: "Ik zie een wolkje zo groot als een hand uit de zee opstijgen." Toen zei Elia: "Ga naar koning Achab en zeg: 'Span uw paarden voor de wagen en rijd naar huis. Laat u niet tegenhouden door de stortregen.' " Intussen werd de lucht razendsnel zwart van regenwolken. De wind stak op en het begon te stortregenen. Koning Achab reed op zijn wagen naar Jizreël. Maar de kracht van de Heer kwam over Elia. Hij begon te rennen en liep zó hard, dat hij Achab inhaalde. Zo rende hij helemaal naar Jizreël.