1 Korinthiërs 11:16-34
1 Korinthiërs 11:16-34 Het Boek (HTB)
Als het over deze dingen gaat, moet u niet per se gelijk willen hebben. Daar gaat het ons ook niet om, net zo min als de andere gemeenten. Het volgende wat ik moet regelen, is iets waar ik geen goed woord voor over heb. Het gaat namelijk om uw bijeenkomsten die schadelijk zijn in plaats van nuttig. Ik heb gehoord dat er, wanneer u bijeenkomt, nogal wat onenigheid is. En ik geloof wel dat er iets van waarheid in is. Er moeten wel splitsingen onder u plaatsvinden, anders zou niet duidelijk worden wie aan de goede kant staan. Wanneer u bij elkaar komt om te eten, heeft dat niets te maken met de maaltijd van de Here. Voordat de maaltijd goed en wel is begonnen, schrokt iedereen zoveel mogelijk naar binnen, met het gevolg dat sommigen nog honger hebben en anderen dronken zijn. Als u echt zoveel honger hebt, moet u eerst thuis iets eten. Betekent de gemeente van God zo weinig voor u dat de arme medegelovigen door u geen kans krijgen om te eten? Wat denkt u? Dat ik u een compliment zal geven? Ik denk er niet aan! Wat ik u hierover al eerder heb verteld, heb ik van de Here ontvangen. In de nacht dat de Here Jezus werd verraden, nam Hij een brood, dankte God ervoor en zei: ‘Dit is mijn lichaam, dat Ik voor u geef. Eet het geregeld als een herinnering aan Mij.’ Na het eten nam Hij ook de beker en zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond, dat wordt bekrachtigd met mijn bloed. Drink die geregeld als een herinnering aan Mij.’ Want telkens als u van dit brood eet en uit de beker drinkt, bevestigt u daarmee dat de Here gestorven is. Doe dit tot Hij terugkomt. Wie op een onwaardige manier van het brood eet en uit de beker van de Here drinkt, zondigt daarmee tegen het lichaam en het bloed van de Here. Daarom moet u uzelf eerst goed onderzoeken, voordat u van het brood eet en uit de beker drinkt. Want wie eet en drinkt zonder rekening te houden met de diepe betekenis van deze maaltijd, haalt Gods oordeel over zich. Daarom zijn er zoveel zwakken en zieken onder u en zijn velen al gestorven. Als wij onszelf rekenschap geven van wat wij doen, zal de Here ons niet bestraffen. Maar als Hij ons bestraft, doet Hij dat om ons op de goede weg te leiden. Anders zouden wij met de wereld worden veroordeeld. Dus, beste vrienden, als u bij elkaar komt om te eten, wacht dan op elkaar, dan kunt u samen beginnen. En als iemand honger heeft, moet hij eerst thuis eten. Anders haalt u in de bijeenkomsten een oordeel over u. Er is nog het een en ander, maar dat zal ik wel regelen als ik bij u kom.
1 Korinthiërs 11:16-34 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar als iemand op twist uit lijkt te zijn, wij hebben een dergelijke gewoonte niet, en de gemeenten van God evenmin. Maar in wat ik nu beveel, prijs ik u niet, omdat u, wanneer u samenkomt, er niet beter, maar slechter van wordt. Want ten eerste hoor ik dat er als u samenkomt in de gemeente verdeeldheid onder u is, en ten dele geloof ik dat. Want er moeten ook afwijkingen in de leer onder u zijn, opdat wie beproefd blijken te zijn, in uw midden openbaar komen. Zoals u nu bij elkaar samenkomt, is dat niet het eten van het Avondmaal van de Heere. Want bij het eten gebruikt iedereen van tevoren al zijn eigen avondmaal en dan heeft de één honger, terwijl de ander dronken is. Hebt u dan geen huizen om er te eten en te drinken? Of minacht u de gemeente van God en beschaamt u hen die niets hebben? Wat moet ik nu tegen u zeggen? Zal ik u hierin prijzen? Ik prijs u niet. Want ik heb van de Heere ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, brood nam, en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het gebruiken van de maaltijd, en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe testament in Mijn bloed. Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, verkondig de dood van de Heere, totdat Hij komt. Daarom, wie op onwaardige wijze dit brood eet of de drinkbeker van de Heere drinkt, is schuldig aan het lichaam en bloed van de Heere. Maar laat ieder mens zichzelf beproeven en laat hij zó eten van het brood en drinken uit de drinkbeker. Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, omdat hij het lichaam van de Heere niet onderscheidt. Daarom zijn er onder u veel zwakken en zieken, en velen zijn ontslapen. Want als wij onszelf zouden beoordelen, zouden wij niet geoordeeld worden. Maar als wij geoordeeld worden, worden wij door de Heere bestraft, opdat wij niet met de wereld veroordeeld zouden worden. Daarom, mijn broeders, als u samenkomt om te eten, wacht op elkaar. Maar als iemand honger heeft, laat hij thuis eten, opdat u niet tot een oordeel samenkomt. Wat betreft de overige zaken zal ik opdracht geven wanneer ik kom.
1 Korinthiërs 11:16-34 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonten niet, noch de Gemeenten Gods. Dit nu, hetgeen ik u aanzegge, prijs ik niet, namelijk dat gij niet tot beter, maar tot erger samenkomt. Want eerstelijk, als gij samenkomt in de Gemeente, zo hoor ik, dat er scheuringen zijn onder u; en ik geloof het ten dele; Want er moeten ook ketterijen onder u zijn, opdat degenen, die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u. Als gij dan bijeen samenkomt, dat is niet des Heeren avondmaal eten. Want in het eten neemt een iegelijk te voren zijn eigen avondmaal; en deze is hongerig, en de andere is dronken. Hebt gij dan geen huizen, om er te eten en te drinken? Of veracht gij de Gemeente Gods, en beschaamt gij degenen, die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? In dezen prijs ik u niet. Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in den nacht, in welken Hij verraden werd, het brood nam; En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt. Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood, en drinke van den drinkbeker. Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren. Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen. Want indien wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden. Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden. Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander. Doch zo iemand hongert, dat hij te huis ete, opdat gij niet tot een oordeel samenkomt. De overige dingen nu zal ik verordenen, als ik zal gekomen zijn.
1 Korinthiërs 11:16-34 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Doch indien iemand schijnt twistgierig te zijn, wij hebben zulke gewoonten niet, noch de Gemeenten Gods. Dit nu, hetgeen ik u aanzegge, prijs ik niet, namelijk dat gij niet tot beter, maar tot erger samenkomt. Want eerstelijk, als gij samenkomt in de Gemeente, zo hoor ik, dat er scheuringen zijn onder u; en ik geloof het ten dele; Want er moeten ook ketterijen onder u zijn, opdat degenen, die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u. Als gij dan bijeen samenkomt, dat is niet des Heeren avondmaal eten. Want in het eten neemt een iegelijk te voren zijn eigen avondmaal; en deze is hongerig, en de andere is dronken. Hebt gij dan geen huizen, om er te eten en te drinken? Of veracht gij de Gemeente Gods, en beschaamt gij degenen, die niet hebben? Wat zal ik u zeggen? Zal ik u prijzen? In dezen prijs ik u niet. Want ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in den nacht, in welken Hij verraden werd, het brood nam; En als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis. Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in Mijn bloed. Doet dat, zo dikwijls als gij dien zult drinken, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt. Zo dan, wie onwaardiglijk dit brood eet, of den drinkbeker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en bloed des Heeren. Maar de mens beproeve zichzelven, en ete alzo van het brood, en drinke van den drinkbeker. Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren. Daarom zijn onder u vele zwakken en kranken, en velen slapen. Want indien wij onszelven oordeelden, zo zouden wij niet geoordeeld worden. Maar als wij geoordeeld worden, zo worden wij van den Heere getuchtigd, opdat wij met de wereld niet zouden veroordeeld worden. Zo dan, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, verwacht elkander. Doch zo iemand hongert, dat hij te huis ete, opdat gij niet tot een oordeel samenkomt. De overige dingen nu zal ik verordenen, als ik zal gekomen zijn.
1 Korinthiërs 11:16-34 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar als iemand op twist uit lijkt te zijn, wij hebben een dergelijke gewoonte niet, en de gemeenten van God evenmin. Maar in wat ik nu beveel, prijs ik u niet, omdat u, wanneer u samenkomt, er niet beter, maar slechter van wordt. Want ten eerste hoor ik dat er als u samenkomt in de gemeente verdeeldheid onder u is, en ten dele geloof ik dat. Want er moeten ook afwijkingen in de leer onder u zijn, opdat wie beproefd blijken te zijn, in uw midden openbaar komen. Zoals u nu bij elkaar samenkomt, is dat niet het eten van het Avondmaal van de Heere. Want bij het eten gebruikt iedereen van tevoren al zijn eigen avondmaal en dan heeft de één honger, terwijl de ander dronken is. Hebt u dan geen huizen om er te eten en te drinken? Of minacht u de gemeente van God en beschaamt u hen die niets hebben? Wat moet ik nu tegen u zeggen? Zal ik u hierin prijzen? Ik prijs u niet. Want ik heb van de Heere ontvangen, wat ik u ook heb overgeleverd, dat de Heere Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, brood nam, en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het gebruiken van de maaltijd, en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe testament in Mijn bloed. Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, verkondig de dood van de Heere, totdat Hij komt. Daarom, wie op onwaardige wijze dit brood eet of de drinkbeker van de Heere drinkt, is schuldig aan het lichaam en bloed van de Heere. Maar laat ieder mens zichzelf beproeven en laat hij zó eten van het brood en drinken uit de drinkbeker. Want wie op onwaardige wijze eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, omdat hij het lichaam van de Heere niet onderscheidt. Daarom zijn er onder u veel zwakken en zieken, en velen zijn ontslapen. Want als wij onszelf zouden beoordelen, zouden wij niet geoordeeld worden. Maar als wij geoordeeld worden, worden wij door de Heere bestraft, opdat wij niet met de wereld veroordeeld zouden worden. Daarom, mijn broeders, als u samenkomt om te eten, wacht op elkaar. Maar als iemand honger heeft, laat hij thuis eten, opdat u niet tot een oordeel samenkomt. Wat betreft de overige zaken zal ik opdracht geven wanneer ik kom.
1 Korinthiërs 11:16-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Maar, indien het er iemand om te doen is gelijk te hebben, wij hebben zulk een gewoonte niet, en evenmin de gemeenten Gods. Nu ik dit voorschrijf, moet ik er (tevens mijn) afkeuring over uitspreken, dat uw samenkomsten niet tot zegen, maar tot schade zijn. Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gij als gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten dele geloof ik dit. Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan. Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet het eten van de maaltijd des Heren; want bij het eten neemt ieder vooraf zijn eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. Hebt gij dan geen huizen om te eten en te drinken? Of minacht gij (zózeer) de gemeente Gods, dat gij de behoeftigen beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal ik u prijzen? Op dit punt prijs ik niet. Want zelf heb ik bij overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, de dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt. Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des Heren. Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke uit de beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt. Daarom zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en er ontslapen niet weinigen. Indien wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet onder het oordeel komen. Maar onder het oordeel des Heren worden wij getuchtigd, opdat wij niet met de wereld zouden veroordeeld worden. Daarom, mijn broeders, als gij samenkomt om te eten, wacht op elkander. Heeft iemand honger, laat hij thuis eten, opdat gij niet tot uw oordeel bijeenkomt. Het overige zal ik regelen, wanneer ik kom.
1 Korinthiërs 11:16-34 Het Boek (HTB)
Als het over deze dingen gaat, moet u niet per se gelijk willen hebben. Daar gaat het ons ook niet om, net zo min als de andere gemeenten. Het volgende wat ik moet regelen, is iets waar ik geen goed woord voor over heb. Het gaat namelijk om uw bijeenkomsten die schadelijk zijn in plaats van nuttig. Ik heb gehoord dat er, wanneer u bijeenkomt, nogal wat onenigheid is. En ik geloof wel dat er iets van waarheid in is. Er moeten wel splitsingen onder u plaatsvinden, anders zou niet duidelijk worden wie aan de goede kant staan. Wanneer u bij elkaar komt om te eten, heeft dat niets te maken met de maaltijd van de Here. Voordat de maaltijd goed en wel is begonnen, schrokt iedereen zoveel mogelijk naar binnen, met het gevolg dat sommigen nog honger hebben en anderen dronken zijn. Als u echt zoveel honger hebt, moet u eerst thuis iets eten. Betekent de gemeente van God zo weinig voor u dat de arme medegelovigen door u geen kans krijgen om te eten? Wat denkt u? Dat ik u een compliment zal geven? Ik denk er niet aan! Wat ik u hierover al eerder heb verteld, heb ik van de Here ontvangen. In de nacht dat de Here Jezus werd verraden, nam Hij een brood, dankte God ervoor en zei: ‘Dit is mijn lichaam, dat Ik voor u geef. Eet het geregeld als een herinnering aan Mij.’ Na het eten nam Hij ook de beker en zei: ‘Deze beker is het nieuwe verbond, dat wordt bekrachtigd met mijn bloed. Drink die geregeld als een herinnering aan Mij.’ Want telkens als u van dit brood eet en uit de beker drinkt, bevestigt u daarmee dat de Here gestorven is. Doe dit tot Hij terugkomt. Wie op een onwaardige manier van het brood eet en uit de beker van de Here drinkt, zondigt daarmee tegen het lichaam en het bloed van de Here. Daarom moet u uzelf eerst goed onderzoeken, voordat u van het brood eet en uit de beker drinkt. Want wie eet en drinkt zonder rekening te houden met de diepe betekenis van deze maaltijd, haalt Gods oordeel over zich. Daarom zijn er zoveel zwakken en zieken onder u en zijn velen al gestorven. Als wij onszelf rekenschap geven van wat wij doen, zal de Here ons niet bestraffen. Maar als Hij ons bestraft, doet Hij dat om ons op de goede weg te leiden. Anders zouden wij met de wereld worden veroordeeld. Dus, beste vrienden, als u bij elkaar komt om te eten, wacht dan op elkaar, dan kunt u samen beginnen. En als iemand honger heeft, moet hij eerst thuis eten. Anders haalt u in de bijeenkomsten een oordeel over u. Er is nog het een en ander, maar dat zal ik wel regelen als ik bij u kom.
1 Korinthiërs 11:16-34 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Ik wil hierover geen ruzie met jullie maken. Wij houden ons uitsluitend aan déze gewoonte, en de andere gemeenten van God ook. Nu ik dit schrijf, moet ik denken aan jullie bijeenkomsten. Daar moet ik streng over zijn. Want jullie bijeenkomsten doen meer kwaad dan goed. Want ten eerste heb ik gehoord dat jullie niet één zijn met elkaar als jullie bij elkaar komen. Dat jullie verdeeld zijn en ruzie maken. En ik denk dat dat wel waar is. Want er móet wel verdeeldheid komen. Daardoor zal duidelijk worden wie van jullie wel en wie niet echt bij de Heer horen. Maar zoals jullie nu in jullie bijeenkomsten de maaltijd van de Heer vieren, kan écht niet. Want iedereen neemt er haastig van voor zichzelf. Daardoor zijn sommigen [ aan het eind ] nog hongerig en anderen dronken. Kunnen jullie dan niet [ eerst ] thuis eten en drinken? Hebben jullie dan helemaal geen respect voor de gemeente van God? Want waarom zorgen jullie er niet voor dat de arme mensen éérst te eten krijgen? Jullie zorgen helemaal niet voor hen. Wat moet ik zeggen? Als jullie verwachten dat ik hierover een compliment geef, dan hebben jullie het mis! Andere mensen hebben mij verteld hoe Jezus met zijn leerlingen de Paasmaaltijd vierde. En ik heb dat ook aan jullie verteld. Dat ging zó. In de nacht dat Jezus werd verraden, nam Hij een brood, dankte ervoor en brak het in stukken. En Hij zei: "Neem hiervan, en eet het. Dit is mijn lichaam dat voor jullie wordt gebroken. Eet hiervan om aan Mij te denken." Na de maaltijd nam Hij de wijnbeker en zei: "Deze beker is het nieuwe verbond met God dat met mijn bloed wordt gesloten. Elke keer dat jullie hiervan drinken, moeten jullie aan Mij denken." Want elke keer dat jullie van het brood eten en uit de wijnbeker drinken, herinneren jullie daarmee aan de dood van de Heer, totdat Hij komt. Eet dus niet zonder eerbied van het brood en drink dus niet zonder eerbied uit de wijnbeker van de Heer. Als je geen eerbied hebt, doe je verkeerd tegen het lichaam en het bloed van de Heer. Denk dus eerst goed na over de betekenis van de maaltijd, vóórdat je van het brood eet en uit de wijnbeker drinkt. Houd er bij het eten en drinken rekening mee, dat het om het lichaam van Christus gaat. Doe je dat niet, dan zal God je bestraffen. Daarom zijn er bij jullie ook zoveel zieke en zwakke mensen en sterven er veel bij jullie. Maar als we zelf goed zouden nadenken over de betekenis van de maaltijd, zouden we niet op die manier bestraft hoeven te worden. Maar door ons te bestraffen, wil de Heer ons opvoeden. Dan zal Hij ons later niet samen met de ongelovige mensen hoeven te straffen. Wacht dus op elkaar met eten en drinken, broeders en zusters, wanneer jullie bij elkaar komen. Zorg ervoor dat de mensen die honger hebben, thuis alvast wat eten. Dan zullen jullie niet bestraft worden voor de manier waarop jullie de maaltijd vieren. De rest zal ik regelen als ik kom.