1 Korinthiërs 10:23-31
1 Korinthiërs 10:23-31 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet. Niemand zoeke dat zijns zelfs is; maar een iegelijk zoeke dat des anderen is. Eet al wat in het vleeshuis verkocht wordt, niets ondervragende, om des gewetens wil; Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve. En indien u iemand van de ongelovigen noodt, en gij daar gaan wilt, eet al wat ulieden voorgesteld wordt, niets ondervragende, om des gewetens wil. Maar zo iemand tot ulieden zegt: Dat is afgodenoffer; eet het niet, om desgenen wil, die u dat te kennen gegeven heeft, en om des gewetens wil. Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve. Doch ik zeg: om het geweten, niet van uzelven, maar des anderen; want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten? En indien ik door genade der spijze deelachtig ben, waarom word ik gelasterd over hetgeen, waarvoor ik dankzeg? Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods.
1 Korinthiërs 10:23-31 Herziene Statenvertaling (HSV)
Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar niet alle dingen zijn nuttig. Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar niet alle dingen bouwen op. Laat niemand zijn eigen voordeel zoeken, maar ieder dat van de ander. Eet alles wat in de vleeshal verkocht wordt, zonder naar iets navraag te doen omwille van het geweten. Van de Heere immers is de aarde en haar volheid. En als iemand van de ongelovigen u uitnodigt, en u wilt naar hem toe gaan, eet dan alles wat u wordt voorgezet, zonder naar iets navraag te doen omwille van het geweten. Indien echter iemand tegen u zegt: Dat is een afgodenoffer, eet het dan niet, omwille van hem die u dat te kennen gaf en omwille van het geweten. Van de Heere immers is de aarde en haar volheid. Ik heb het echter niet over uw eigen geweten, maar over dat van de ander. Immers, waarom zou mijn vrijheid onder het oordeel vallen van het geweten van een ander? En als ik door genade aan de maaltijd deelneem, waarom word ik dan gelasterd om iets waarvoor ik dank? Of u dus eet of drinkt of iets anders doet, doe alles tot eer van God.
1 Korinthiërs 10:23-31 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op. Niemand zoeke het zijne, maar wat des anderen is. Al wat in de vleeshal te koop is, moogt gij eten, zonder navraag te doen uit gewetensbezwaar, want de aarde en haar volheid is des Heren. Indien een der ongelovigen u uitnodigt en gij wenst te gaan, eet dan alles, wat u wordt voorgezet, zonder dat gij navraag doet uit gewetensbezwaar. Doch indien iemand tot u zegt: Dat is gewijd vlees, eet het dan niet, om hem, die u dat te kennen gaf, èn om het geweten. Ik bedoel nu niet uw eigen geweten, maar dat van die ander. Want waartoe zou mijn vrijheid beoordeeld worden door eens anders geweten? Indien ik onder dankzegging van iets gebruik maak, hoe kan men kwaad van mij spreken over iets, waarvoor ik dankzeg? Of gij dus eet of drinkt, of wat ook doet, doet het alles ter ere Gods.
1 Korinthiërs 10:23-31 Het Boek (HTB)
Alles mag, zegt u. Maar niet alles is zinvol. Zeker, alles mag, maar niet alles is opbouwend. U moet niet uw eigen belang zoeken, maar dat van de ander. Wat op de vleesmarkt verkocht wordt, mag u zonder gewetensbezwaar eten. Het doet er niet toe of het aan afgoden is gewijd. Er staat immers geschreven: ‘De aarde en al haar rijkdom zijn van de Here.’ Als een ongelovige u uitnodigt bij hem te komen eten en u wilt dat, neem de uitnodiging dan aan. Eet alles wat u wordt voorgezet zonder u af te vragen of het soms aan een afgod gewijd is. Als echter een andere gelovige zegt: ‘Dat vlees is aan een afgod gewijd,’ moet u het laten staan ter wille van hem die u erop wijst. Anders zou hij last van zijn geweten kunnen krijgen. Het gaat dus niet om uw geweten, maar om het zijne. Maar waarom zou mijn vrijheid moeten worden beperkt door andermans geweten? Als ik God dank voor wat ik eet, hoe durft die ander er dan iets van te zeggen? Ik dank God toch! Wat u ook doet, doe het tot eer van God, ook het eten en drinken.
1 Korinthiërs 10:23-31 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Alles mag, maar niet alles is nuttig. Alles mag, maar niet alles is goed voor een ander. Denk niet alleen maar aan jezelf, maar denk vooral aan de anderen. Jullie mogen alles eten wat op de vleesmarkt te koop is. Je hoeft niet, om je geweten gerust te stellen, eerst te vragen of het van een offer komt of niet. Want alles op aarde is van de Heer. Als je door een ongelovige wordt uitgenodigd om te komen eten, ga dan gerust. En je mag alles eten wat hij op tafel zet. Je hoeft niet eerst te vragen of het van een offer komt of niet. Maar als iemand anders je waarschuwt: "Dat is offervlees," moet je het niet opeten. Laat het staan, uit respect voor die ander. Ook omdat het belangrijk is voor het geweten. Ik bedoel nu niet je eigen geweten, maar het geweten van de persoon die jou waarschuwde. Als ik iets eet en God ervoor dank, mag iemand anders er toch niets slechts over zeggen? [ Dat is wel waar, ] maar ik wil dat als jullie eten of drinken, of wat voor dingen dan ook doen, het altijd God moet eren.