Mattheüs 16:21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28
Mattheüs 16:21 HTB
Van toen af begon Jezus zijn leerlingen duidelijk te maken dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en daar verschrikkelijke dingen zou meemaken. Hij zou in de handen van de verantwoordelijke oudsten, priesters en bijbelgeleerden vallen en gedood worden. Maar op de derde dag zou Hij weer levend worden.
Mattheüs 16:22 HTB
Petrus nam Hem apart om Hem terecht te wijzen. ‘Dat mag niet, Here,’ zei hij. ‘God zal ervoor zorgen dat U zoiets niet overkomt.’
Mattheüs 16:23 HTB
Jezus keerde hem de rug toe en zei: ‘Maak dat je wegkomt, Satan! Je bent een valstrik voor Mij. Jij bent niet gericht op wat God wil, maar op wat mensen willen.’
Mattheüs 16:24 HTB
Daarna zei Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Wie bij Mij wil horen, moet zichzelf niet belangrijk vinden. Hij moet zijn kruis opnemen en Mij volgen.
Mattheüs 16:25 HTB
Want wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven vanwege Mij verliest, zal het behouden.
Mattheüs 16:26 HTB
Wat hebt u eraan de hele wereld te winnen en uw leven te verspelen? En wat zou u kunnen geven in ruil voor uw leven?
Mattheüs 16:27 HTB
Ik, de Mensenzoon, zal samen met mijn engelen komen in de schitterende heerlijkheid van mijn Vader om iedereen te oordelen naar zijn daden.
Mattheüs 16:28 HTB
Luister, Ik zeg dat sommigen van jullie die hier bij Mij staan, Mij, de Mensenzoon, nog tijdens hun leven zullen zien komen in koninklijke waardigheid.’