‘Ik ben de dienaar van Abraham,’ begon de man zijn verhaal, ‘en de HERE heeft mijn meester rijk gezegend, zodat hij een rijk en bekend man is geworden. De HERE gaf hem veel schapen en runderen, goud en zilver, slaven en slavinnen en kamelen en ezels. Sara, de vrouw van mijn meester, heeft hem op hoge leeftijd nog een zoon gegeven, die al zijn bezittingen zal erven. Mijn meester heeft mij laten zweren dat ik geen vrouw voor zijn zoon zou zoeken onder de Kanaänitische meisjes, maar naar zijn geboorteland zou gaan, naar zijn familie, om daar een meisje te zoeken dat zijn vrouw zou kunnen worden. “Maar als ik nu geen meisje kan vinden dat wil meegaan?” vroeg ik hem. “Zij zal met je meegaan,” zei hij me, “want de HERE, die ik altijd trouw heb gediend, zal een engel met je meesturen en je opdracht doen slagen. Ja, zoek een meisje onder mijn familieleden, onder de familie van mijn broer. Je hebt mij gezworen dat je zult gaan en het zult proberen. Als mijn familie het meisje echter niet wil laten gaan, ben je van je eed ontslagen.”
Welnu, toen ik vanmiddag bij de waterput aankwam, heb ik gebeden en God gevraagd: “Och HERE, God van mijn meester Abraham, als U mijn opdracht wilt laten slagen, leidt U mij dan zo: ik sta hier bij de waterput. Ik zal tegen het eerste meisje dat water komt halen, zeggen: geef mij alstublieft wat te drinken! En dan zal zij antwoorden: natuurlijk! En ik zal ook water putten voor uw kamelen! Laat dat het meisje zijn dat U hebt uitgezocht voor de zoon van mijn meester.” Terwijl ik dit zei, kwam Rebekka eraan met haar waterkruik op haar schouder. Ze liep naar de put en liet de kruik zakken om water te halen. Ik zei tegen haar: “Mag ik wat water van u?” Zij haalde de kruik van haar schouder, gaf mij te drinken en zei: “Natuurlijk meneer, en ik zal uw kamelen ook te drinken geven!” En dat deed ze! Toen vroeg ik haar: “Van wie bent u een dochter?” en zij vertelde mij: “Mijn vader is Betuël, de zoon van Nachor en zijn vrouw Milka”. Daarom gaf ik haar de ring en de armbanden. Toen heb ik de HERE, de God van mijn meester Abraham, gedankt en geprezen, omdat Hij mij de dochter van mijn meesters broer had aangewezen als vrouw voor zijn zoon.
Nu wil ik echter graag uw beslissing horen: ja of nee. Dan weet ik waar ik aan toe ben en wat ik moet doen.’ Laban en Betuël antwoordden: ‘Het is duidelijk dat de HERE hier de hand in heeft, dus wat moeten wij nog zeggen? Neem haar maar mee en laat haar de vrouw van uw meesters zoon worden, want zo wil de HERE het.’ Bij dat antwoord viel Abrahams dienaar op de knieën voor de HERE. Daarna haalde hij zilveren en gouden sieraden en prachtige kleren voor Rebekka. Ook haar moeder en haar broer kregen kostbare geschenken. Toen werd er gegeten en overnachtte het hele gezelschap daar. De volgende morgen zei de dienaar: ‘Ik zou nu graag teruggaan naar mijn meester.’ ‘Maar we willen Rebekka nog graag een dag of tien bij ons houden,’ protesteerden haar moeder en haar broer, ‘daarna kan zij met u meegaan.’ ‘Houd u mij alstublieft niet op,’ pleitte de dienaar, ‘nu de HERE mijn opdracht heeft laten slagen, wil ik het mijn meester graag gaan vertellen.’ ‘Wel,’ zeiden zij, ‘we zullen het meisje vragen wat zij ervan denkt.’ Dus riepen zij Rebekka erbij. ‘Wil je met deze man meegaan?’ vroegen zij haar. En zij antwoordde: ‘Ja, ik zal met hem meegaan.’ Toen namen zij afscheid van Rebekka en zegenden haar met de woorden: ‘Onze zuster, moge jij de moeder van miljoenen worden en mogen je nakomelingen al hun vijanden overwinnen.’ Rebekka en de vrouw die haar als baby verzorgde en de andere dienaressen zadelden hun kamelen en gingen met Abrahams dienaar mee.
In de tussentijd was Isaak, die in de Negev woonde, naar de bron Lachai-Roï gereisd. Op een avond liep hij buiten om rustig te kunnen bidden en nadenken. Toen zag hij in de verte kamelen aankomen. Ook Rebekka had Isaak gezien en liet zich van haar kameel glijden. ‘Wie is die man die ons door de velden tegemoet komt?’ vroeg zij de dienaar van Abraham. ‘Dat is de zoon van mijn meester,’ was zijn antwoord. Daarop liet Rebekka haar sluier voor haar gezicht vallen. De dienaar vertelde Isaak toen het hele verhaal.
Isaak nam Rebekka met zich mee naar zijn moeders tent en zij werd zijn vrouw. Isaak ging van haar houden en vond zo troost na de dood van zijn moeder.