Efeziërs 2:1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10
Efeziërs 2:1 HTB
Ook u bent door Hem tot leven geroepen, u, die eigenlijk al dood was, omdat u niet leefde zoals God wilde.
Efeziërs 2:3 HTB
Zo was het ook met ons. Wij hebben allemaal aan onze slechte begeerten toegegeven. Wij hebben allemaal gedaan wat ons egoïsme ons ingaf. Door naar onze eigen natuur te leven, waren wij van nature onderworpen aan Gods toorn.
Efeziërs 2:4 HTB
Maar Gods liefde voor ons is zo groot dat Hij ons volledig gratie heeft verleend
Efeziërs 2:5 HTB
zelfs al waren wij door onze overtredingen dood voor Hem. Hij heeft ons samen met Christus levend gemaakt! Wat een genade! Dat u gered bent, is enkel en alleen genade van God.
Efeziërs 2:6 HTB
Hij heeft ons, die één met Jezus Christus zijn, samen met Hem levend gemaakt en ook met Hem een plaats in de hemel gegeven.
Efeziërs 2:7 HTB
Door in de persoon van Jezus Christus zo goed voor ons te zijn, heeft God voor altijd laten zien hoe oneindig groot zijn goedheid is.
Efeziërs 2:8 HTB
Door uw geloof in Hem bent u gered en dat komt door zijn genade. Dat is niet uw eigen verdienste, maar een geschenk van God.
Efeziërs 2:9 HTB
Niemand zal zich erop kunnen beroemen het zelf gepresteerd te hebben.
Efeziërs 2:10 HTB
God heeft ons één gemaakt met Jezus Christus met de bedoeling dat wij het goede zouden doen, want dat heeft Hij altijd al gewild.