1 Thessalonicenzen 2:9-16

1 Thessalonicenzen 2:9-16 HTB

U herinnert zich wel, vrienden, hoe wij ons voor u hebben ingespannen. Dag en nacht zijn wij in de weer geweest. Terwijl wij u het goede nieuws van God brachten, zijn wij niemand tot last geweest. Wij hebben ons eigen brood verdiend. U bent, samen met God, onze getuigen dat wij in onze omgang met u zuiver, eerlijk en onberispelijk zijn geweest. U weet toch hoe wij met ieder van u hebben gesproken als een vader met zijn kinderen. Wij hebben u getroost en bemoedigd en er bij u op aangedrongen waardig te leven tot eer van God, tot eer van Hem die u heeft uitgenodigd in zijn koninkrijk om zijn heerlijkheid te delen. Hiervoor zullen wij God altijd blijven danken: toen u van ons het woord van God hoorde, was dat voor u geen nieuws van mensen, maar van God. U hebt het aangenomen voor wat het was: een boodschap van God. En die boodschap heeft een geweldige invloed op u die erin gelooft. U overkwam hetzelfde, vrienden, als de christenen in Judea. U kreeg het zwaar te verduren van uw landgenoten, net als zij van de Joden. Die hebben zowel hun profeten als de Here Jezus gedood, en wij zijn vreselijk door hen vervolgd. Zij verzetten zich zowel tegen God als tegen de mensen en proberen ons ervan te weerhouden andere volken het goede nieuws te brengen, waardoor zij gered kunnen worden. Op die manier stapelen hun zonden zich steeds hoger op, zodat nu de maat vol is en Gods toorn over hen komt.