Het evangelie naar Lucas 8:1-21

Het evangelie naar Lucas 8:1-21 NBG51

En het geschiedde kort daarna, dat Hij van stad tot stad en van dorp tot dorp trok, verkondigende het evangelie van het Koninkrijk Gods, en de twaalven met Hem, en enige vrouwen, die genezen waren van boze geesten en van ziekten: Maria, met de bijnaam: van Magdala, van wie zeven boze geesten uitgegaan waren, en Johanna, de vrouw van Chusas, de rentmeester van Herodes, en Susanna en vele andere, die hen dienden met hetgeen zij bezaten. Toen er nu veel volk samenstroomde en uit elke stad mensen tot Hem kwamen, sprak Hij door een gelijkenis: Een zaaier ging uit om zijn zaad te zaaien. En bij het zaaien viel een deel langs de weg en het werd vertrapt en de vogelen des hemels aten het op. En een ander deel viel op de rotsbodem, en toen het opkwam, verdorde het, omdat het geen vochtigheid had. En een ander deel viel midden tussen de dorens, en de dorens kwamen tegelijk op en verstikten het. Een ander deel viel in goede aarde, en toen dat opgekomen was, bracht het honderdvoudige vrucht voort. Dit zeggende, riep Hij: Wie oren heeft om te horen, die hore. Zijn discipelen vroegen Hem, wat de bedoeling van deze gelijkenis was. En Hij zeide: U is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk Gods te kennen, maar aan de anderen (worden zij gepredikt) in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien en horende niet begrijpen. Dit is de gelijkenis: Het zaad is het woord Gods. Die langs de weg, zijn zij, die het gehoord hebben; daarna komt de duivel en neemt het woord uit hun hart weg, opdat zij niet zouden geloven en behouden worden. Die op de rotsbodem, zijn zij, die het woord, zodra zij het horen, met blijdschap ontvangen; en dezen hebben geen wortel, zij geloven voor een tijd en in een tijd van beproeving worden zij afvallig. Wat in de dorens viel, dat zijn zij, die het gehoord hebben; en gaandeweg worden zij door zorgen en rijkdom en lusten des levens verstikt en zij brengen het niet tot vrucht. Dat in goede aarde, dat zijn zij, die met een goed en vroom hart het woord gehoord hebbende, dat vasthouden en vrucht dragen in volharding. Niemand steekt een lamp aan en bedekt die met een vat of zet haar onder een bed, maar hij zet haar op een standaard, opdat wie binnentreden het licht mogen zien. Want er is niets verborgen, dat niet aan het licht zal komen, en niets geheim, dat niet zal bekend worden en aan het licht komen. Ziet dan toe, hoe gij hoort. Want wie heeft, hem zal gegeven worden, en wie niet heeft, ook wat hij meent te hebben, zal hem ontnomen worden. Zijn moeder en broeders kwamen tot Hem en zij konden Hem niet bereiken vanwege de schare. Men boodschapte Hem: Uw moeder en uw broeders staan buiten en willen U zien. Hij antwoordde echter en zeide tot hen: Mijn moeder en mijn broeders zijn dezen, die het woord Gods horen en doen.