En de discipelen van Johannes boodschapten hem al deze dingen. En Johannes riep een tweetal van zijn discipelen tot zich en zond hen naar de Here om te zeggen: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? Toen de mannen bij Hem gekomen waren, zeiden zij: Johannes de Doper heeft ons tot U gezonden, om te zeggen: Zijt Gij het, die komen zou, of hebben wij een ander te verwachten? Op dat ogenblik genas Hij velen van ziekten en plagen en boze geesten en aan vele blinden schonk Hij het gezicht. En Hij antwoordde en zeide tot hen: Gaat heen en boodschapt Johannes wat gij gezien en gehoord hebt: Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt, armen ontvangen het evangelie; en zalig is wie aan Mij geen aanstoot neemt.
Toen de boden van Johannes vertrokken waren, begon Hij tot de scharen te zeggen van Johannes: Wat zijt gij in de woestijn gaan aanschouwen? Een riet, door de wind bewogen? Maar wat zijt gij gaan zien? Een mens in weelderige klederen gekleed? Zie, die schitterend gekleed gaan en overdadig leven, zijn in de paleizen. Maar wat zijt gij gaan zien? Een profeet? Ja, Ik zeg u, zelfs meer dan een profeet. Deze is het, van wie geschreven staat:
Zie, Ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor u heen bereiden zal.
Ik zeg u, onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is niemand groter dan Johannes, maar de kleinste in het Koninkrijk Gods is groter dan hij. En toen al het volk dit hoorde, en ook de tollenaars, hebben zij God gerechtvaardigd, daar zij met de doop van Johannes gedoopt waren. Maar de Farizeeën en de wetgeleerden verwierpen voor zichzelf de raad Gods, daar zij niet door hem gedoopt waren.
Waarmede zal Ik dan de mensen van dit geslacht vergelijken en waaraan zijn zij gelijk? Zij zijn gelijk aan kinderen, die op de markt zitten en elkander toeroepen het bekende:
Wij hebben voor u op de fluit gespeeld en gij hebt niet gedanst;
wij hebben klaagliederen gezongen en gij hebt niet geweend.
Want Johannes de Doper is gekomen, geen brood etende of wijn drinkende, en gij zegt: Hij heeft een boze geest! De Zoon des mensen is gekomen, wèl etende en drinkende, en gij zegt: Zie, een vraatzuchtig mens en een wijndrinker, een vriend van tollenaars en zondaars! En de wijsheid is gerechtvaardigd door al haar kinderen.