Gij nu, mensenkind, profeteer tegen Gog en zeg: Zo zegt de Here HERE: zie, Ik zàl u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! Ik zal u komen halen en u voortdrijven, u doen optrekken uit het verre noorden en brengen op de bergen van Israël. Dan zal Ik de boog uit uw linkerhand slaan en de pijlen uit uw rechterhand doen vallen. Op de bergen van Israël zult gij vallen, gij met al uw krijgsbenden en de volken die met u zijn; aan roofvogels, vogels van allerlei gevederte, en aan het gedierte des velds zal Ik u tot voedsel geven; op het open veld zult gij vallen, want Ik heb het gesproken, luidt het woord van de Here HERE. Ik zal vuur werpen in Magog en onder hen die in gerustheid de kustlanden bewonen; en zij zullen weten, dat Ik de HERE ben. Ik zal mijn heilige naam bekendmaken onder mijn volk Israël; Ik zal mijn heilige naam niet meer laten ontheiligen; en de volken zullen weten, dat Ik de HERE ben, heilig in Israël. Zie, het komt, het zal geschieden, luidt het woord van de Here HERE; dit is de dag, waarvan Ik gesproken heb.
Dan zullen de inwoners van de steden van Israël uitgaan en de brand steken in het wapentuig: kleine en grote schilden, bogen en pijlen, knotsen en speren – zeven jaar lang zullen zij daarmee hun vuur stoken. Zij zullen geen hout van het veld halen of in de bossen hakken, want met dat wapentuig zullen zij hun vuur stoken. Zo zullen zij hun berovers beroven en hun plunderaars uitplunderen, luidt het woord van de Here HERE.
Te dien dage zal Ik aan Gog een plaats geven, waar zijn graf zal zijn in Israël: het dal der doortrekkenden, ten oosten van de zee; en dat zal de weg versperren aan wie erdoor willen trekken. Daar zal men Gog met heel zijn menigte begraven en men zal het noemen: het dal van Gogs menigte. Het huis Israëls zal hen begraven om het land te reinigen, zeven maanden lang; ja, het gehele volk des lands zal begraven, en dat zal hun tot roem strekken op de dag dat Ik Mij verheerlijk, luidt het woord van de Here HERE. Men zal mannen aanstellen met de vaste taak het land door te gaan om te begraven wie van de doortrekkenden op het land waren blijven liggen, en het te reinigen. Na verloop van zeven maanden zullen zij een onderzoek instellen; als zij dan het land doorgaan, en één van hen ziet mensenbeenderen, dan zal hij daar een merkteken bij zetten, totdat de grafdelvers ze begraven hebben in het dal van Gogs menigte – ook zal er een stadsnaam zijn: Menigte –; zij zullen het land reinigen.