Het tweede boek Samuël 7:1-7

Het tweede boek Samuël 7:1-7 NBG51

Toen de koning in zijn paleis was gaan wonen en de HERE hem aan alle zijden van al zijn vijanden rust gegeven had, zeide de koning tot de profeet Natan: Zie toch, ik woon in een cederen paleis, terwijl de ark Gods verblijft onder een tentkleed. Toen zeide Natan tot de koning: Welaan, doe al wat in uw hart is, want de HERE is met u. Maar in die nacht kwam het woord des HEREN tot Natan: Ga, spreek tot mijn knecht, tot David: Zo zegt de HERE: zoudt gij voor Mij een huis bouwen om in te wonen? Ik heb immers in geen huis gewoond van de dag af, dat Ik de Israëlieten uit Egypte voerde, tot nu toe, maar Ik ben rondgetrokken in een tent, in een tabernakel. Heb Ik ooit, terwijl Ik met al de Israëlieten rondtrok, tot één der stamhoofden van Israël die Ik geboden had, mijn volk Israël te weiden, het woord gesproken: Waarom bouwt gij Mij niet een huis van cederhout?

Gerelateerde video's