Het tweede boek der Koningen 6:18-23

Het tweede boek der Koningen 6:18-23 NBG51

Toen de vijanden nu tot hem afdaalden, bad Elisa tot de HERE: Sla dit volk toch met blindheid. En Hij sloeg hen met blindheid naar het woord van Elisa. Daarop zeide Elisa tot hen: Dit is niet de weg en dit is niet de stad; volgt mij, dan zal ik u brengen naar de man die gij zoekt. En hij bracht hen naar Samaria. Zodra zij nu in Samaria gekomen waren, bad Elisa: HERE, open hun de ogen, opdat zij zien. En de HERE opende hun ogen, en zij zagen, en zie, zij waren midden in Samaria. Toen vroeg de koning van Israël, zodra hij hen zag, aan Elisa: Zal ik hen neerslaan? zal ik hen neerslaan, mijn vader? Maar hij antwoordde: Gij moogt hen niet neerslaan. Slaat gij soms hen neer, die gij gevangengenomen hebt met uw zwaard en boog? Zet hun brood en water voor, opdat zij eten en drinken en heengaan naar hun heer. Daarop bereidde hij hun een grote maaltijd; en toen zij hadden gegeten en gedronken, liet hij hen vertrekken en zij gingen heen naar hun heer. Sindsdien kwamen de benden van Aram niet meer in het land van Israël.