Het eerste boek der Koningen 19:13-18

Het eerste boek der Koningen 19:13-18 NBG51

Zodra Elia dit hoorde, omwond hij zijn gelaat met zijn mantel, ging naar buiten en bleef in de ingang van de spelonk staan. En zie, er kwam tot hem een stem, die sprak: Wat doet gij hier, Elia? Daarop zeide hij: Ik heb zeer geijverd voor de HERE, de God der heerscharen, want de Israëlieten hebben uw verbond verlaten, uw altaren omvergehaald en uw profeten met het zwaard gedood, zodat ik alleen ben overgebleven, en zij trachten mij het leven te benemen. Daarop zeide de HERE tot hem: Keer op uw schreden terug, naar de woestijn van Damascus, en als gij daar gekomen zijt, dan zult gij Hazaël zalven tot koning over Aram. Voorts zult gij Jehu, de zoon van Nimsi, zalven tot koning over Israël; en Elisa, de zoon van Safat, uit Abel-Mechola, zult gij zalven tot profeet in uw plaats. Wie dan aan het zwaard van Hazaël ontkomt, hem zal Jehu doden; en wie aan het zwaard van Jehu ontkomt, hem zal Elisa doden. Doch Ik zal in Israël zevenduizend overlaten, alle knieën die zich niet gebogen hebben voor de Baäl, en elke mond die hem niet gekust heeft.