En Hij ging vandaar weg en kwam in Zijn vaderstad en Zijn discipelen volgden Hem.
En toen het sabbat geworden was, begon Hij in de synagoge te onderwijzen; en velen die luisterden, stonden er versteld van en zeiden: Waar heeft Deze die dingen vandaan en wat is dit voor wijsheid die Hem gegeven is, dat ook zulke krachten door Zijn handen gebeuren?
Is Dit niet de timmerman, de Zoon van Maria en de Broer van Jakobus en Joses en van Judas en Simon? En zijn Zijn zusters niet hier bij ons? En zij namen aanstoot aan Hem.
En Jezus zei tegen hen: Een profeet is niet ongeëerd, behalve in zijn vaderstad en bij zijn familie en in zijn huis.
En Hij kon daar geen kracht doen, maar Hij legde slechts enkele zieken de handen op en genas hen.
En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof. En Hij trok de dorpen in de omgeving rond en gaf er onderwijs.
En Hij riep de twaalf bij Zich en begon hen twee aan twee uit te zenden en gaf hun macht over de onreine geesten.
En Hij gebood hun dat zij niets mee zouden nemen voor onderweg dan alleen een staf: geen reiszak, geen brood, geen geld in de gordel;
maar dat zij wel sandalen zouden aanbinden en niet met twee stel onderkleren gekleed zouden zijn.
En Hij zei tegen hen: Waar u een huis zult binnengaan, blijf daar totdat u uit die plaats vertrekt.
En als er zullen zijn die u niet ontvangen en niet naar u luisteren, schud dan, als u vandaar weggaat, het stof af dat onder uw voeten zit, tot een getuigenis tegen hen. Voorwaar zeg Ik u: Het zal voor Sodom of Gomorra verdraaglijker zijn in de dag van het oordeel dan voor die stad.
En toen zij weggegaan waren, predikten zij dat men zich moest bekeren.
En zij dreven veel demonen uit en zalfden veel zieken met olie en maakten hen gezond.
En koning Herodes hoorde het (want Zijn Naam was bekend geworden) en zei: Johannes die doopte, is uit de doden opgewekt en daarom zijn die krachten werkzaam in Hem.
Anderen zeiden: Hij is Elia; en weer anderen zeiden: Hij is een profeet, of Hij is als een van de profeten.
Maar toen Herodes het hoorde, zei hij: Dit is Johannes die ik onthoofd heb; die is uit de doden opgewekt.
Want Herodes had zelf enigen eropuit gestuurd en Johannes gevangengenomen en hem geboeid in de gevangenis gezet, vanwege Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus, omdat hij haar getrouwd had;
want Johannes had tegen Herodes gezegd: Het is u niet geoorloofd de vrouw van uw broer te hebben.
En Herodias had het op hem gemunt en wilde hem doden, maar zij kon dat niet,
want Herodes was bevreesd voor Johannes, omdat hij wist dat deze een rechtvaardig en heilig man was, en hij beschermde hem; en als hij hem aangehoord had, ondernam hij vele dingen, en hij luisterde graag naar hem.
En toen er een geschikte dag aangebroken was en Herodes op zijn verjaardag een maaltijd had aangericht voor zijn rijksgroten en de oversten over duizend en de voornaamsten van Galilea,
kwam de dochter van deze Herodias binnen en danste. En zij behaagde Herodes en degenen die mee aanlagen. Toen zei de koning tegen het meisje: Vraag van mij wat je maar wilt, en ik zal het je geven.
En hij zwoer haar: Wat je van mij ook maar vraagt, ik zal het je geven, tot zelfs de helft van mijn koninkrijk.
En zij ging weg en zei tegen haar moeder: Wat zal ik vragen? En die zei: Het hoofd van Johannes de Doper.
En zij ging meteen naar binnen, liep haastig naar de koning toe en vroeg: Ik wil dat u mij ogenblikkelijk op een schotel het hoofd van Johannes de Doper geeft.
En de koning werd zeer bedroefd, maar wilde haar omwille van de eden en omwille van hen die mee aanlagen, niet afwijzen.
En de koning stuurde meteen een scherprechter en beval zijn hoofd te brengen. Deze nu ging heen en onthoofdde hem in de gevangenis,
en hij bracht zijn hoofd op een schotel en gaf het aan het meisje, en het meisje gaf het aan haar moeder.
En toen zijn discipelen dit hoorden, kwamen zij en namen zijn dode lichaam weg en legden het in een graf.