Er kwamen ook Sadduceeën naar Hem toe, die zeggen dat er geen opstanding is, en zij vroegen Hem:
Meester, Mozes heeft ons voorgeschreven: Als iemands broer sterft en een vrouw achterlaat en geen kinderen nalaat, dat dan zijn broer diens vrouw tot vrouw moet nemen en voor zijn broer nageslacht verwekken.
Nu waren er zeven broers; en de eerste nam een vrouw en liet bij zijn sterven geen nageslacht na.
Ook de tweede nam haar tot vrouw en stierf, en ook deze liet geen nageslacht na; en de derde evenzo.
En alle zeven namen haar tot vrouw en lieten geen nageslacht na; als laatste van allen stierf ook de vrouw.
In de opstanding, wanneer zij opgestaan zullen zijn, van wie van hen zal zij dan de vrouw zijn? Want alle zeven hebben haar als vrouw gehad.
En Jezus antwoordde hun: Dwaalt u niet daardoor, dat u de Schriften niet kent en ook niet de kracht van God?
Want wanneer ze uit de doden opgestaan zullen zijn, trouwen ze niet en worden ze niet ten huwelijk gegeven, maar zijn ze als engelen in de hemelen.
En wat betreft de doden, dat zij opgewekt zullen worden: hebt u niet gelezen in het boek van Mozes, hoe God in de doornstruik tot hem sprak: Ik ben de God van Abraham en de God van Izak en de God van Jakob?
Hij is niet een God van doden, maar een God van levenden. U dwaalt dus erg.
En een van de schriftgeleerden, die hen hoorde redetwisten en wist dat Hij hun goed geantwoord had, kwam naar Hem toe en vroeg Hem: Wat is het eerste van alle geboden?
En Jezus antwoordde hem: Het eerste van alle geboden is: Luister, Israël! De Heere, onze God, de Heere is één.
En u zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Dit is het eerste gebod.
En het tweede, hieraan gelijk, is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Er is geen ander gebod groter dan deze.
En de schriftgeleerde zei tegen Hem: Juist, Meester, U hebt naar waarheid gezegd dat God één is, en er is geen ander dan Hij.
En Hem lief te hebben met heel het hart en met heel het verstand en met heel de ziel en met heel de kracht, en de naaste lief te hebben als zichzelf, is meer dan alle brandoffers en slachtoffers.
En toen Jezus zag dat hij verstandig geantwoord had, zei Hij tegen hem: U bent niet ver van het Koninkrijk van God. En niemand durfde Hem meer iets te vragen.
En Jezus antwoordde en zei, terwijl Hij onderwijs gaf in de tempel: Hoe kunnen de schriftgeleerden zeggen dat de Christus een Zoon van David is?
Want David zelf heeft door de Heilige Geest gezegd: De Heere heeft gezegd tegen mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten.
David noemt Hem dus zelf zijn Heere en hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn? En de grote menigte hoorde Hem graag.
En Hij zei tegen hen in Zijn onderricht: Pas op voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het rondlopen in lange gewaden, op begroetingen op de markten,
op de voorste plaatsen in de synagogen en op de ereplaatsen tijdens de maaltijden.
Zij verslinden de huizen van de weduwen en voor de schijn bidden zij lang. Dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen.