Job 22:1-11

Job 22:1-11 HSV

Toen antwoordde Elifaz, de Temaniet, en zei: Zou een man God tot nut zijn? Maar voor zichzelf zal de verstandige tot nut zijn. Is het een vreugde voor de Almachtige dat jij rechtvaardig bent; of winst dat jij je wegen vervolmaakt? Is het omdat je godvrezend bent dat Hij je bestraft, dat Hij met je in het gericht komt? Is je slechtheid niet groot, en zijn je ongerechtigheden niet eindeloos? Want je hebt zonder reden van je broeders een onderpand genomen, en je hebt de kleding van naakten uitgetrokken. Aan de vermoeide gaf je geen water te drinken, en je hebt de hongerige brood onthouden. Maar was er een man met macht, voor hem was het land, en een aanzienlijk persoon woonde er. Weduwen heb je met lege handen weggestuurd, en de armen van de wezen werden verbrijzeld. Dáárom zijn er strikken rondom je, en word je plotseling door schrik overmand. Of zie je de duisternis niet, en de vloed van water die je bedekt?