Jesaja 44:6-20

Jesaja 44:6-20 HSV

Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, zijn Verlosser, de HEERE van de legermachten: Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste, en buiten Mij is er geen God. En wie kan, zoals Ik, roepen, het bekendmaken en het voor Mij uiteenzetten, sinds Ik een eeuwig volk een plaats gegeven heb? En laten zij de toekomstige dingen, dat wat komen zal, hun bekendmaken. Wees niet angstig en wees niet bevreesd. Heb Ik het u van toen af niet doen horen en bekendgemaakt? Want u bent Mijn getuigen: is er ook een God buiten Mij? Er ís geen andere rots, Ik ken er geen. De makers van beelden, allen zijn zij leegheid, hun geliefde voorwerpen doen geen nut. Ja, zijzelf zijn hun getuigen: zij zien niet en zij weten niet. Daarom zullen zij beschaamd worden. Wie maakt er nu een god en giet een beeld dat geen nut doet? Zie, al hun metgezellen zullen beschaamd worden, want vaklieden zijn slechts mensen. Laten zij bijeenkomen, laten zij allen opstaan; zij zullen angstig zijn, samen zullen zij beschaamd worden. De ijzersmid smeedt een bijl, werkt in de vuurgloed, vormt het beeld met hamers, bewerkt het met zijn sterke arm; hij lijdt zelfs honger en heeft geen kracht meer, hij drinkt geen water en raakt afgemat. De timmerman spant een meetlint uit, tekent het hout af met een krijtstift, maakt het glad met schaven, tekent het af met een passer en maakt het naar de vorm van een man, naar de schoonheid van een mens, om het in een huis te laten wonen. Hij hakt voor zichzelf ceders om, neemt een cipres of een eik, en kweekt die voor zichzelf op tussen de bomen van het woud; hij plant een olm en de regen maakt die groot. Ze dienen de mens tot brandhout, hij neemt ervan en warmt zich erbij, hij steekt het ook aan en bakt brood. Ook maakt hij er een god van en buigt zich ervoor, hij maakt er een gesneden beeld van en knielt ervoor neer. De helft ervan verbrandt hij in het vuur. Bij die helft eet hij vlees, braadt een braadstuk en wordt verzadigd. Ook warmt hij zich en zegt: Ha, ik word warm, ik zie vuur! Van de rest ervan maakt hij een god, zijn gesneden beeld. Hij knielt ervoor neer, buigt zich, bidt het aan en zegt: Red mij, want u bent mijn god. Zij weten niet en begrijpen niet, want hun ogen zijn dichtgesmeerd, zodat zij niet zien, en hun harten, zodat zij niet begrijpen. Niemand neemt het ter harte, er is geen kennis en geen inzicht om te zeggen: De helft ervan heb ik verbrand in het vuur, ook heb ik brood gebakken op de houtskool ervan, ik heb vlees gebraden en gegeten – en zou ik van het overgebleven hout iets gruwelijks maken, zou ik knielen voor een stuk hout? Hij voedt zich met as, het bedrogen hart heeft hem op een dwaalspoor gebracht, zodat hij zijn ziel niet redden kan en niet kan zeggen: Is er geen bedrog in mijn rechterhand?

Video voor Jesaja 44:6-20