Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun,
Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft;
Ik heb Mijn Geest op Hem gelegd.
Hij zal tot de heidenvolken het recht doen uitgaan.
Hij zal niet schreeuwen, Hij zal Zijn stem niet verheffen,
Hij zal Zijn stem op straat niet laten horen.
Het geknakte riet zal Hij niet verbreken,
de uitdovende vlaspit zal Hij niet uitblussen;
naar waarheid zal Hij het recht doen uitgaan.
Hij zal niet uitdoven,
Hij zal niet geknakt worden,
totdat Hij het recht op aarde zal hebben gevestigd.
De kustlanden zullen uitzien naar Zijn onderricht.
Zo zegt God, de HEERE,
Die de hemel heeft geschapen en hem heeft uitgespannen,
Die de aarde heeft uitgespreid en wat daarop uitspruit,
Die de adem geeft aan het volk dat daarop is,
en de geest aan hen die daarop wandelen:
Ík, de HEERE, heb U geroepen in gerechtigheid,
Ik zal U bij Uw hand grijpen,
Ik zal U beschermen en Ik zal U stellen
tot een verbond voor het volk, tot een licht voor de heidenvolken,
om blinde ogen te openen,
om gevangenen uit de kerker te leiden,
uit de gevangenis wie in duisternis zitten.
Ik ben de HEERE – dat is Mijn Naam;
Mijn eer zal Ik aan geen ander geven,
evenmin Mijn lof aan de afgodsbeelden.
De voorgaande dingen – zie, ze zijn gekomen!
Nieuwe dingen verkondig Ik;
voordat ze ontkiemen,
doe Ik ze u horen.