Jesaja 26:1-13

Jesaja 26:1-13 HSV

Op die dag zal dit lied gezongen worden in het land Juda: Wij hebben een sterke stad, God stelt heil tot muren en vestingwallen. Doe de poorten open, zodat het rechtvaardige volk kan binnengaan, dat de trouw bewaart. Het is Uw vaste voornemen: U zult volkomen vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd. Vertrouw op de HEERE, tot in eeuwigheid, want de HEERE HEERE is een eeuwige rots. Voorzeker, Hij haalt ze neer, de bewoners van de hoogte, de hoogverheven stad; Hij vernedert haar, Hij werpt haar neer, tot de grond toe, Hij stort haar neer tot in het stof. De voet zal haar vertrappen, de voeten van de ellendige, de voetstappen van de armen. Het pad van de rechtvaardige is geheel effen, recht is het spoor dat U voor de rechtvaardige baant. Ook in de weg van Uw oordelen, HEERE, hebben wij U verwacht; naar Uw Naam en naar Uw gedachtenis gaat het verlangen van onze ziel uit. Met heel mijn ziel verlang ik naar U in de nacht, ja, met mijn geest diep in mij zoek ik U ernstig. Want wanneer Uw oordelen over de aarde komen, leren de bewoners van de wereld wat gerechtigheid is. Al wordt de goddeloze genade bewezen, hij leert niet wat gerechtigheid is: in een land van recht bedrijft hij onrecht en de hoogheid van de HEERE ziet hij niet. HEERE, Uw hand is opgeheven, maar zij zien het niet. Toch zullen zij het zien en beschaamd worden vanwege de ijver voor Uw volk; ja, het vuur voor Uw tegenstanders – het zal hen verteren. HEERE, U zult voor ons vrede beschikken, want al onze zaken hebt U ook voor ons in orde gebracht. HEERE, onze God, andere heren dan U hebben over ons geheerst, door U alleen gedenken wij Uw Naam.

Gratis leesplannen en overdenkingen die te maken hebben met Jesaja 26:1-13