Genesis 14:11-24

Genesis 14:11-24 HSV

Zij namen al de bezittingen van Sodom en Gomorra en al hun voedsel mee en trokken weg. Ook namen zij Lot, de zoon van Abrams broer, en zijn bezittingen mee, en trokken weg; hij woonde namelijk in Sodom. Toen kwam er iemand die ontkomen was, en vertelde het aan Abram, de Hebreeër; die woonde bij de eiken van de Amoriet Mamre, de broer van Eskol en Aner. Zij waren bondgenoten van Abram. Toen Abram hoorde dat zijn broeder als gevangene weggevoerd was, bewapende hij zijn geoefende mannen die in zijn huis geboren waren, driehonderdachttien man, en hij achtervolgde hen tot aan Dan. Hij verdeelde zich 's nachts tegen hen in groepen, hij en zijn manschappen, en versloeg hen; en hij achtervolgde hen tot aan Hoba, dat links van Damascus ligt. En hij bracht alle bezittingen terug, en ook zijn broeder Lot en zijn bezittingen bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk. Toen trok de koning van Sodom hem tegemoet, nadat hij teruggekeerd was van het verslaan van Kedor-Laomer en de koningen die bij hem waren, naar het dal Sjave, dat is het tegenwoordige Koningsdal. En Melchizedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij was een priester van God, de Allerhoogste. En hij zegende hem en zei: Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit! En geloofd zij God, de Allerhoogste, Die overgeleverd heeft uw tegenstanders in uw hand! En Abram gaf hem van alles een tiende deel. De koning van Sodom zei tegen Abram: Geef mij de mensen, maar houd de bezittingen voor uzelf. Maar Abram zei tegen de koning van Sodom: Ik zweer bij de HEERE, God, de Allerhoogste, Die hemel en aarde bezit, dat ik niets, van draad tot schoenriem toe, ja, niets van alles wat van u is, zal nemen, zodat u niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt. Verre daarvan! Alleen wat de knechten gegeten hebben, en het deel van de mannen die met mij meegegaan zijn, Aner, Eskol en Mamre; laten die hun deel nemen!

Video voor Genesis 14:11-24