Ezra 4:17-23

Ezra 4:17-23 HSV

De koning zond dit antwoord aan Rehum, de kanselier, Simsai, de secretaris, en de overigen van hun ambtgenoten die in Samaria woonden en in de rest van het gebied aan deze zijde van de Eufraat: Vrede zij u, en op dit tijdstip. De brief die u ons gestuurd hebt, is duidelijk aan mij voorgelezen. Er is een bevel door mij uitgevaardigd. Men heeft het onderzocht en gevonden dat deze stad zich van oudsher tegen koningen heeft verzet en dat er in haar opstand en oproer is ontketend. Er zijn zelfs machtige koningen in Jeruzalem geweest die overal aan de overzijde van de Eufraat geheerst hebben en aan wie belasting, accijnzen en tol is betaald. Welnu, geef bevel deze mannen op te laten houden, zodat die stad niet herbouwd wordt, totdat door mij daartoe het bevel wordt gegeven. Hoed u ervoor om hierin een nalatigheid te begaan. Waarom zou de schade toenemen ten nadele van de koningen? Zodra het afschrift van de brief van koning Arthahsasta voorgelezen was voor Rehum, Simsai, de secretaris, en hun ambtgenoten, vertrokken ze haastig naar Jeruzalem, naar de Joden en lieten hen met kracht en geweld ophouden.