Daniël 1:5-8

Daniël 1:5-8 HSV

De koning nu stelde een dagelijkse hoeveelheid van de gerechten van de koning voor hen vast, en van de wijn die hij dronk, om hen in drie jaar zo op te voeden dat zij aan het einde daarvan in dienst konden treden van de koning. Onder hen waren uit de Judeeërs: Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Het hoofd van de hovelingen gaf hun andere namen. Daniël noemde hij Beltsazar, Hananja Sadrach, Misaël Mesach en Azarja Abed-Nego. Daniël nu nam zich in zijn hart voor zich niet te besmetten met de gerechten van de koning of met de wijn die hij dronk. Daarom verzocht hij het hoofd van de hovelingen of hij zich niet zou hoeven te verontreinigen.