Nadat de opschudding bedaard was, ontbood Paulus de discipelen en, na hen gegroet te hebben, vertrok hij om naar Macedonië te reizen.
En toen hij die delen van het land doorgetrokken was en hen met veel woorden bemoedigd had, kwam hij in Griekenland.
En toen hij daar drie maanden doorgebracht had, en de Joden een aanslag op hem wilden plegen toen hij op het punt stond naar Syrië te varen, vatte hij het plan op terug te keren door Macedonië.
En tot in Asia vergezelden hem Sopater uit Berea, en van de Thessalonicenzen Aristarchus en Secundus, en Gajus uit Derbe, en Timotheüs, en Tychikus en Trofimus uit Asia.
Dezen waren vooruitgereisd en wachtten ons op in Troas.
Wij echter vertrokken na de dagen van de ongezuurde broden per schip van Filippi en kwamen binnen vijf dagen bij hen in Troas aan, waar wij zeven dagen verbleven.
En op de eerste dag van de week, toen de discipelen bijeengekomen waren om brood te breken, sprak Paulus hen toe, omdat hij de volgende dag wilde vertrekken; en hij liet zijn toespraak voortduren tot middernacht.
En er waren veel lampen in de bovenzaal waar zij bijeenwaren.
En een zekere jongeman, van wie de naam Eutychus was, zat in het venster en werd door een diepe slaap overmand, doordat Paulus zo lang sprak. Hij viel, door de slaap overmand, van de derde verdieping naar beneden en werd dood opgetild.
Maar Paulus ging naar beneden, wierp zich op hem, sloeg zijn armen om hem heen en zei: Maak geen misbaar, want zijn ziel is in hem.
En nadat hij weer naar boven gegaan was, brood gebroken en iets genuttigd had, en hij lang, tot het aanbreken van de dag toe, met hen gesproken had, vertrok hij zo.
En zij brachten de jongen levend mee en werden bovenmate vertroost.