In het zevenendertigste jaar van Joas, de koning van Juda, werd Joas, de zoon van Joahaz, koning over Israël, in Samaria, en hij regeerde zestien jaar.
Hij deed wat slecht was in de ogen van de HEERE: hij week niet af van al de zonden van Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen, maar hij ging daarin voort.
Het overige nu van de geschiedenis van Joas, alles wat hij gedaan heeft, en zijn macht waarmee hij gestreden heeft tegen Amazia, de koning van Juda, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël?
En Joas ging te ruste bij zijn vaderen, en Jerobeam zat op zijn troon. Joas werd begraven in Samaria, bij de koningen van Israël.
Elisa was ziek geworden; het was de ziekte waaraan hij zou sterven. Joas, de koning van Israël, kwam bij hem en huilde om hem. Hij zei: Mijn vader, mijn vader, wagen van Israël en zijn ruiters!
En Elisa zei tegen hem: Neem een boog en pijlen, en hij bracht hem een boog en pijlen.
Hij zei tegen de koning van Israël: Leg uw hand aan de boog. Toen legde hij zijn hand daaraan, en Elisa legde zijn handen op de handen van de koning.
En hij zei: Doe het venster naar het oosten open. En hij deed het open. Toen zei Elisa: Schiet! En hij schoot. Hij zei: Het is een pijl van verlossing door de HEERE, en een pijl van verlossing van de Syriërs, want u zult de Syriërs in Afek verslaan, tot vernietiging toe.
Daarna zei hij: Neem de pijlen. En hij nam ze. Toen zei hij tegen de koning van Israël: Sla op de grond. En hij sloeg driemaal en hield toen op.
Toen werd de man Gods heel kwaad op hem en zei: U had vijf- of zesmaal moeten slaan; dan zou u de Syriërs tot vernietiging toe verslagen hebben. Maar nu zult u de Syriërs slechts driemaal verslaan.
Daarna stierf Elisa en zij begroeven hem. Nu kwamen er aan het begin van het jaar telkens benden uit Moab in het land.
En het gebeurde, toen men een man aan het begraven was, dat zij, zie, een bende zagen. Daarom wierpen zij de man in het graf van Elisa. Toen de man daarin terechtkwam en met de beenderen van Elisa in aanraking kwam, werd hij weer levend en rees overeind op zijn voeten.