De Psalmen 17:1-9

De Psalmen 17:1-9 STV

Een gebed van David. HEERE! hoor de gerechtigheid, merk op mijn geschrei, neem ter ore mijn gebed, met onbedriegelijke lippen gesproken. Laat mijn recht van voor Uw aangezicht uitgaan, laat Uw ogen de billijkheden aanschouwen. Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; hetgeen ik gedacht heb, overtreedt mijn mond niet. Aangaande de handelingen des mensen, ik heb mij, naar het woord Uwer lippen, gewacht voor de paden des inbrekers; Houdende mijn gangen in Uw sporen, opdat mijn voetstappen niet zouden wankelen. Ik roep U aan, omdat Gij mij verhoort; o God! neig Uw oor tot mij; hoor mijn rede. Maak Uw weldadigheden wonderbaar, Gij, Die verlost degenen, die op U betrouwen, van degenen, die tegen Uw rechterhand opstaan! Bewaar mij als het zwart des oogappels, verberg mij onder de schaduw Uwer vleugelen, Voor het aangezicht der goddelozen, die mij verwoesten, mijner doodsvijanden, die mij omringen.