De Brief van den Apostel Paulus aan de Filippensen 4:10-23

De Brief van den Apostel Paulus aan de Filippensen 4:10-23 STV

En ik ben grotelijks verblijd geweest in den Heere, dat gij nu eenmaal wederom verwakkerd zijt om aan mij te gedenken; waaraan gij ook gedacht hebt, maar gij hebt de gelegenheid niet gehad. Niet dat ik dit zeg vanwege gebrek; want ik heb geleerd vergenoegd te zijn in hetgeen ik ben. En ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; alleszins en in alles ben ik onderwezen, beide verzadigd te zijn en honger te lijden, beide overvloed te hebben en gebrek te lijden. Ik vermag alle dingen door Christus, Die mij kracht geeft. Nochtans hebt gij wel gedaan, dat gij met mijn verdrukking gemeenschap gehad hebt. En ook gij, Filippensen, weet, dat in het begin des Evangelies, toen ik van Macedonië vertrokken ben, geen Gemeente mij iets medegedeeld heeft tot rekening van uitgaaf en ontvangst, dan gij alleen. Want ook in Thessalonica hebt gij mij èn eenmaal èn andermaal gezonden, tot nooddruft. Niet dat ik de gave zoek, maar ik zoek de vrucht, die overvloedig is tot uw rekening. Maar ik heb alles ontvangen, en ik heb overvloed; ik ben vervuld geworden, als ik van Epafroditus ontvangen heb, dat van u gezonden was, als een welriekende reuk, een aangename offerande, Gode welbehagelijk. Doch mijn God zal naar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft, in heerlijkheid, door Christus Jezus. Onzen God nu en Vader zij de heerlijkheid in alle eeuwigheid. Amen. Groet alle heiligen in Christus Jezus; U groeten de broeders, die met mij zijn. Al de heiligen groeten u, en meest die van het huis des keizers zijn. De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met u allen. Amen. «Geschreven aan de Philippenzen vanuit Rome door bemiddeling van Epafróditus.»