En er waren ook vrouwen, van verre dit aanschouwende, onder welke ook was Maria Magdaléna, en Maria, de moeder van Jakobus, den kleine, en van Joses, en Salóme;
Welke ook, toen Hij in Galiléa was, Hem waren gevolgd, en Hem gediend hadden; en vele andere vrouwen, die met Hem naar Jeruzalem opgekomen waren.
En als het nu avond was geworden, dewijl het de voorbereiding was, welke is de voorsabbat;
Kwam Jozef, die van Arimathéa was, een eerlijk raadsheer, die ook zelf het Koninkrijk Gods was verwachtende, en zich verstoutende, ging hij in tot Pilatus, en begeerde het lichaam van Jezus.
En Pilatus verwonderde zich, dat Hij alrede gestorven was; en den hoofdman over honderd tot zich geroepen hebbende, vraagde hem, of Hij lang gestorven was.
En als hij het van den hoofdman over honderd verstaan had, schonk hij Jozef het lichaam.
En hij kocht fijn lijnwaad, en Hem afgenomen hebbende, wond Hem in dat fijne lijnwaad, en legde Hem in een graf, hetwelk uit een steenrots gehouwen was; en hij wentelde een steen tegen de deur des grafs.
En Maria Magdaléna, en Maria, de moeder van Joses, aanschouwden, waar Hij gelegd werd.