Toen ze aan het eten waren, nam Jezus een brood. Hij zegende het, brak het in stukken en gaf het aan hen. Hij zei: "Neem dit en eet het. Het is mijn lichaam." Toen nam Hij een beker met wijn. Hij dankte God ervoor en gaf hem aan de leerlingen. Ze dronken er om de beurt uit. En Hij zei tegen hen: "Deze wijn is mijn bloed waarmee God een nieuw verbond sluit met de mensen. Dat bloed wordt uitgegoten voor heel veel mensen. Ik zeg jullie dat Ik vanaf nu geen wijn meer zal drinken, totdat Ik nieuwe wijn zal drinken in het Koninkrijk van God." En nadat ze de dankliederen hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg.
Toen zei Jezus tegen hen: "Jullie zullen Mij allemaal in de steek laten. Want er staat in de Boeken: 'Ik zal de herder doden en de schapen zullen uit elkaar gejaagd worden.' Maar Ik zal weer uit de dood opstaan. Dan zal Ik voor jullie uit reizen naar Galilea." Petrus zei tegen Hem: "Ik zal U echt nooit in de steek laten! Zelfs niet als alle anderen dat wél doen!" Jezus zei tegen hem: "Luister goed! Ik zeg je: voordat de haan twee keer kraait, zul je vannacht drie keer zeggen dat je Mij niet kent." Maar Petrus zei steeds heftiger: "Ik zal nooit zeggen dat ik U niet ken! Zelfs niet als ze mij samen met U zouden doden!" De anderen zeiden hetzelfde.
Ze gingen naar een tuin die Getsémané [ (= Olijfpers) ] heet. Jezus zei tegen hen: "Gaan jullie hier zitten, terwijl Ik bid." Petrus, Jakobus en Johannes nam Hij mee. Hij begon heel bang te worden voor wat er zou gaan gebeuren, en zei tegen hen: "Ik ben vreselijk bedroefd. Ik ga zowat dood van verdriet. Blijven jullie hier. Blijf wakker en wacht op Mij." Hijzelf ging een klein eindje verder. Daar liet Hij Zich op zijn knieën vallen en bad. Hij bad, dat, als dat mogelijk zou zijn, Hij dat moeilijke moment niet zou hoeven mee te maken. Hij zei: "Lieve Vader, voor U is alles mogelijk. Laat Mij alstublieft niet de wijnbeker [ van uw straf ] leeg hoeven te drinken . Maar Ik zal niet doen wat Ik Zelf wil, maar wat U wil."
Toen ging Hij naar de drie leerlingen terug. Hij zag dat ze sliepen. Hij zei tegen Simon Petrus: "Simon, slaap je? Kon je niet eens één uur met Mij wakker blijven? Blijf wakker en bid dat je niet wordt verleid om het verkeerde te doen. Je wíl wel graag het goede doen, maar dat is wel erg moeilijk." Hij ging weer weg en bad hetzelfde gebed. Toen Hij bij de drie leerlingen terugkwam, zag Hij dat ze weer sliepen. Want hun ogen waren zwaar van de slaap. En ze wisten niet wat ze moesten zeggen. Toen Hij voor de derde keer bij hen terug kwam, zei Hij tegen hen: "Slaap nu maar en rust uit. Het is genoeg geweest. Nu komt het moment dat de Mensenzoon door slechte mensen gevangen genomen zal worden."
[ Jezus zei: ] "Sta op, we gaan. Kijk, daar komt de man die Mij verraadt." Op datzelfde moment kwam Judas aanlopen, één van de twaalf leerlingen. Hij bracht een grote groep mannen met zwaarden en knuppels mee. Ze waren gestuurd door de leiders van de priesters, de wetgeleerden en de leiders van het volk. Judas had met hen een teken afgesproken. Hij had gezegd: "De man die ik groet met een kus, díe is het. Hem moet je grijpen, boeien en meenemen." Hij kwam dichterbij en zei tegen Jezus: "Meester," en gaf Hem een kus. De mannen grepen Hem. Eén van de leerlingen trok zijn zwaard. Hij raakte de slaaf van de hogepriester en hakte zijn oor eraf. Jezus zei: "Jullie doen alsof jullie een moordenaar moeten vangen, met die zwaarden en die knuppels. Ik was elke dag bij jullie, als Ik les gaf in de tempel. Maar toen hebben jullie Mij niet gevangen genomen. Maar het gebeurt zoals het al in de Boeken staat opgeschreven." Toen lieten alle leerlingen Hem in de steek en vluchtten.
En een jonge man liep met de groep mee, Jezus achterna. Hij had niets aan, maar had alleen een laken omgeslagen. Ze grepen hem, maar hij rukte zich los. Hij liet de soldaten met het laken in hun handen staan en vluchtte naakt weg.