Toen zei Jezus tegen de grote groep mensen en tegen zijn leerlingen: "Vroeger leerde Mozes aan de mensen wat er in de wet van God staat. Tegenwoordig doen de wetgeleerden en de Farizeeërs dat. Doe alles wat zij jullie leren. Maar jullie moeten niet dezelfde dingen dóen als zij. Want ze zéggen wel hoe het moet, maar doen dat zelf niet. Ze leggen de mensen allerlei moeilijke leefregels op, maar hebben zelf geen zin om zich daaraan te houden. Alles wat ze doen, doen ze om op te vallen bij de mensen. De banden met teksten uit de wet die ze om hun hoofd en arm dragen, maken ze extra breed. De kwasten aan de onderrand van hun kleren maken ze extra groot. Ze houden ervan om bij de maaltijden op de beste plaatsen te zitten. In de synagogen willen ze op de voorste rij zitten. Ze willen op de markten graag gegroet worden. Ze willen 'meester' worden genoemd.
Maar jullie moeten je niet 'meester' laten noemen. Want jullie hebben maar één Meester: de Messias. Jullie zijn allemaal broeders van elkaar. Op aarde moeten jullie ook niemand 'vader' noemen. Want jullie hebben maar één Vader: jullie hemelse Vader. Ook moeten jullie je geen 'leermeester' laten noemen, want jullie hebben maar één Leermeester: de Messias. Maar hij die de anderen dient, is de belangrijkste van jullie. Wie zichzelf heel belangrijk vindt, zal worden vernederd. Maar wie heel bescheiden is, zal worden geëerd."
Jezus zei: "Pas maar op, wetgeleerden en Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen. Jullie zijn zó schijnheilig! Jullie hebben de deur van het Koninkrijk van God dichtgedaan voor de mensen. Jullie gaan zelf het Koninkrijk niet binnen. En mensen die wel het Koninkrijk willen binnengaan, worden door jullie tegengehouden.
Pas maar op, wetgeleerden en Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen! Jullie zijn zó schijnheilig! Jullie zetten arme weduwen hun huis uit! Zo kunnen die vrouwen amper leven. Maar om heel vroom te lijken, zeggen jullie wel mooie, lange gebeden op. Daarom zullen jullie zwaarder gestraft worden.
Pas maar op, wetgeleerden en Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen! Jullie zijn zó schijnheilig! Jullie trekken rond over land en zee om één mens te winnen voor het Joodse geloof. Maar als hij eenmaal Jood geworden is, maken jullie dat hij naar de hel zal gaan. Hij wordt nog twee keer zo erg als jullie zelf zijn.
Pas maar op, het zal slecht met jullie aflopen, blinde leiders! Jullie zeggen: 'Als iemand bij de tempel zweert, dan betekent dat niets. Maar als iemand zweert bij het goud van de tempel, dan moet hij doen wat hij heeft gezegd.' Jullie zijn blinde dwazen! Want wat is belangrijker: het goud, of de tempel die het goud van de tempel heilig heeft gemaakt? En jullie zeggen ook: 'Als iemand zweert bij het altaar, dan betekent dat niets. Maar als iemand zweert bij het offer dat op het altaar ligt, dan moet hij doen wat hij heeft gezegd.' Jullie zijn blinde dwazen! Want wat is belangrijker: het offer, of het altaar dat het offer dat er op ligt, heilig heeft gemaakt? Als je hebt gezworen bij het altaar, zweer je bij het altaar en bij alles wat daarop ligt. En als je hebt gezworen bij de tempel, zweer je bij de tempel en bij Hem die daar woont. En als je hebt gezworen bij de hemel, zweer je bij de troon van God en bij Hem die daarop zit.
Pas maar op, wetgeleerden en Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen! Jullie zijn zó schijnheilig! Jullie geven keurig een tiende deel van de pepermuntblaadjes, de dille en de komijnezaadjes aan God. Maar jullie doen niet wat het belangrijkste is van de wet van Mozes: dat jullie rechtvaardig, goed en trouw moeten zijn. Jullie moeten niet alleen het één doen, maar ook het andere. Jullie zijn blinde leiders! Jullie spugen een mug uit, maar slikken een kameel door!
Pas maar op, wetgeleerden en Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen! Jullie zijn zó schijnheilig! Jullie maken bekers en borden aan de buitenkant netjes schoon. Maar aan de binnenkant zitten ze vol diefstal en egoïsme! Blinde Farizeeërs! Maak eerst de inhoud van de bekers en borden schoon. Dan zal de buitenkant vanzelf ook schoon zijn.
Pas maar op, wetgeleerden en Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen! Jullie zijn zó schijnheilig! Jullie zijn net wit geverfde graven. Van buiten zien die er prachtig uit, maar van binnen zitten ze vol dode botten en viezigheid. Zo zijn jullie ook. Als de mensen jullie zien, denken ze dat jullie goede mensen zijn. Maar van binnen zitten jullie vol schijnheiligheid en slechtheid.
Pas maar op, wetgeleerden en Farizeeërs! Het zal slecht met jullie aflopen! Want jullie bouwen prachtige graven voor de profeten van vroeger. En jullie maken mooie monumenten voor gestorven goede mensen. En jullie zeggen: 'Als wij in de tijd van onze voorouders hadden geleefd, zouden we niet met hen meegedaan hebben toen ze de profeten doodden.' Jullie geven dus zelf toe dat jullie zonen zijn van de moordenaars van de profeten. En jullie zijn net zo erg als zij! Jullie zijn achterbaks en slecht! Denken jullie dat jullie kunnen ontsnappen aan jullie straf in de hel? Vanwege de dingen die jullie doen, stuur Ik profeten en wijze mannen en wetgeleerden naar jullie toe. Maar jullie zullen sommigen daarvan doden en zelfs kruisigen. En anderen zullen jullie zweepslagen geven in jullie synagogen. En jullie zullen hen van stad tot stad vervolgen. Maar jullie zullen worden gestraft voor het bloed van al de onschuldige mensen die werden vermoord, vanaf de rechtvaardige Abel tot aan Zacharia (de zoon van Berechja) die jullie in de tempel hebben vermoord tussen het tempelhuis en het altaar. Luister goed! Ik zeg jullie dat jullie allemaal voor al die dingen zullen worden gestraft.
Jeruzalem, Jeruzalem! Jij vermoordt de profeten. Je gooit met stenen de mensen dood die naar jou zijn toe gestuurd. Ik heb zó vaak je bewoners bij Mij willen verzamelen, zoals een kip haar kuikens onder haar vleugels verzamelt. Maar je wilde nooit. Daarom zal je huis leeg komen te staan. Want Ik zeg je: je zal Mij vanaf nu niet meer zien, totdat je zegt: 'Gods zegen op Hem die door de Heer is gestuurd!' "