Galaten 4

4
Paulus maakt zich zorgen over de gemeente in Galatië
1Ik bedoel het volgende. Stel dat een zoon al wel de erfenis van zijn vader heeft geërfd, maar hij is nog niet volwassen. Dan heeft hij eigenlijk nog net zo weinig als een slaaf. 2Want hij is wel de eigenaar van alles, maar hij mag er zelf nog helemaal niets mee doen. Iemand anders neemt voor hem de beslissingen. En dat duurt tot het moment dat zijn vader had bepaald. 3Hetzelfde geldt eigenlijk voor ons. Zolang wij Joden nog niet 'volwassen' waren, moesten we gehoorzamen aan de wet van Mozes die God ons had gegeven. Net zoals een slaaf zijn heer moet gehoorzamen. 4Maar toen het moment was gekomen dat God had bepaald, stuurde Hij zijn Zoon. Die Zoon werd geboren uit een Joodse vrouw. En omdat Hij dus een Jood was, moest Hij zich aan de wet van Mozes houden. 5Alleen zó zou Hij de mensen die zich ook aan de wet van Mozes moesten houden, kunnen bevrijden. Zo zouden we niet langer slaven zijn. We werden kinderen van God, met de rechten van kinderen. 6En omdat jullie kinderen van God zijn, heeft God de Geest van zijn Zoon in jullie hart uitgestort. Die Geest roept in je: "Lieve Vader!" 7Jullie zijn dus geen slaven meer, maar kinderen van God. En omdat jullie Gods kinderen zijn, erven jullie ook, dankzij Christus.
8Toen jullie God nog niet kenden, dienden jullie goden die eigenlijk helemaal geen goden zijn. 9Maar nu hebben jullie God leren kennen (of beter gezegd: nu kent God júllie). Waarom willen jullie je dan weer aan allerlei nutteloze godsdienstige regels gaan houden? Jullie maken jezelf opnieuw tot slaven van wetten en regels. 10Jullie houden je aan allerlei speciale dagen en maanden, feesten en jaren! 11Ik ben ongerust over jullie. Ik ben bang dat mijn moeite voor jullie misschien voor niets is geweest. 12Ik smeek jullie, broeders en zusters, om net zo vrij van de wet te zijn als ik, omdat ik ook net als jullie ben geworden.
Jullie hebben mij nooit kwaad gedaan. 13Toen ik voor het eerst het goede nieuws bij jullie kwam vertellen, was ik er slecht aan toe. 14Toch was dat voor jullie geen reden om mijn goede nieuws niet te geloven of om mij uit te lachen. Nee, jullie ontvingen mij als een boodschapper van God. Ja, als Jezus Zelf. 15Jullie waren zo gelukkig! Maar wat is daarvan overgebleven? Want ik weet heel zeker, dat jullie toen je eigen ogen uitgerukt zouden hebben en aan mij zouden hebben gegeven als dat mij geholpen zou hebben. Zoveel hielden jullie van mij. 16Ben ik dan nu jullie vijand geworden, nu ik jullie de waarheid zeg en streng tegen jullie ben?
17Deze mensen die willen dat jullie je weer aan de wet van Mozes gaan houden, lijken erg hun best te doen voor jullie. Maar ze overtuigen jullie van de verkeerde dingen. En ze hebben verkeerde bedoelingen. Want ze willen jullie van ons losmaken. Ze willen dat jullie hén zullen gaan gehoorzamen. 18Nu is het goed als jullie je best doen. Maar dan moeten jullie wel je best doen in de goede dingen! En ook niet alleen als ik bíj jullie ben, maar ook als ik er níet ben. 19Mijn kinderen, ik bid vurig voor jullie en doe mijn uiterste best voor jullie. En dat blijf ik doen totdat Christus helemaal zichtbaar is in jullie. 20Ik zou willen dat ik op dit moment bij jullie was en vriendelijker tegen jullie kon spreken. Want ik maak me zorgen over jullie.
Vergelijking met Sara en Hagar
21Jullie willen dus zo graag volgens de wet van Mozes leven. Luister dan eens goed naar wat daarin staat.#Bij de Joden worden de eerste vijf boeken 'de Wet' genoemd. Dus ook het boek Genesis waarin het verhaal van Abraham staat, hoort bij de 'wet'. 22Daarin staat dat Abraham twee zonen had. De ene zoon was van zijn bijvrouw Hagar, een slavin. De andere zoon was van zijn vrije vrouw Sara. 23De zoon die uit de slavin werd geboren, was ontstaan door Abrahams eigen menselijke plan. Maar de zoon van de vrije vrouw was ontstaan door Gods belofte. 24+ 25Dit heeft een diepere betekenis.#Hierna komt een moeilijk stukje. Paulus zet hier twee groepen mensen tegenover elkaar, en twee verbonden van God met de mensen. De ene groep en het ene verbond vergelijkt hij met Hagar, de andere groep en het andere verbond met Sara. De ene groep bestaat uit de mensen die bij het verbond van de wet horen: de Joden die zich aan de wet houden. Ze zijn 'slaven' van de wet. Paulus vergelijkt deze mensen met de zoon van Abrahams bijvrouw Hagar. Hagar was een slavin. De zoon die ze kreeg, ontstond door Abrahams menselijke plan om een zoon te krijgen. De zoon van een slavin is zelf ook slaaf. Net zo zijn de mensen die zich aan de wet moeten houden, slaven van de wet. Hij noemt deze groep mensen 'bewoners van Jeruzalem'. Zoals Hagar de moeder is van een slaaf, is Jeruzalem de 'moeder' van slaven van de wet. De andere groep bestaat uit de mensen die horen bij het verbond dat God met Abraham sloot: mensen die vrij zijn van de wet van Mozes door hun geloof in Jezus. (God beloofde Abraham dat Hij hem een zoon zou geven uit Sara.) Paulus vergelijkt deze mensen met de zoon van Sara. Sara was een vrije vrouw. De zoon die ze kreeg, ontstond door Gods belofte en Abrahams geloof in Gods belofte. De zoon van een vrije vrouw is zelf ook vrij. Net zo zijn de mensen door geloof in Jezus vrije mensen. Hij noemt deze groep mensen 'bewoners van het hemelse Jeruzalem'. Zoals Sara de moeder is van een vrij man, is het hemelse Jeruzalem de 'moeder' van de mensen die vrij zijn van de wet. Want de situatie van deze twee vrouwen kun je gebruiken als vergelijking voor de twee verschillende verbonden van God met de mensen. Hagar stelt dan het verbond van de berg Sinaï in Arabië voor.#Op de berg Sinaï sloot God een verbond met het volk Israël en gaf hun de wet. Uit dat verbond van Sinaï worden slaven van de wet geboren. Hagar stelt ook het tegenwoordige Jeruzalem voor. Want de stad Jeruzalem en haar bewoners zijn slaven van de wet van Mozes. 26Maar het hemelse Jeruzalem is vrij en geen slavin van de wet. En dat is ónze moeder. 27Want er staat in de Boeken: "Wees blij en juich, ook al heb je nooit kinderen gekregen! Want ook al ben je nu eenzaam, toch zul je veel meer kinderen hebben dan de vrouw die een man heeft."#Met deze moeder bedoelt Paulus Sara. Sara kon eerst geen kinderen krijgen. Pas toen ze heel oud was, kreeg ze één zoon, omdat God dat beloofd had. Nu heeft ze heel veel kinderen, omdat de christenen 'door hetzelfde geloof als dat Abraham had' als het ware óók haar kinderen zijn.
28Broeders en zusters, wij zijn kinderen die ontstaan zijn door geloof in de belofte, net zoals Izaäk. 29Maar vóór Izaäk was er een zoon ontstaan door een menselijk plan zonder geloof. Dat was Ismaël, de zoon van Hagar. En die zoon vervolgde de zoon die door geloof in de belofte was ontstaan. Dat was Izaäk, de zoon van Sara. Hetzelfde gebeurt nu ook. Want wij die vrij zijn door de Heilige Geest, worden vervolgd door de mensen die slaven zijn van de wet. 30Maar wat zegt het woord van God? "Stuur de slavin en haar zoon weg. Want de zoon van de slavin mag niet erven samen met de zoon van de vrije vrouw." 31Broeders en zusters, wij zijn geen kinderen van de slavin, maar van de vrije vrouw.

Nu geselecteerd:

Galaten 4: BB

Markering

Deel

Kopiëren

None

Wil je jouw markerkingen op al je apparaten opslaan? Meld je aan of log in