De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, de bewoners in Jeruzalem zeggen van je volksgenoten, van je familieleden en ook van het hele koninkrijk Israël: 'Zij zijn ver weg, ver van de Heer. Maar dit land is van ons. Wíj blijven hier.' Zeg nu: 'Dit zegt de Heer: Het is waar dat Ik jullie uit jullie land heb weggejaagd naar andere volken. Toch zal Ik daar ook een beetje bij jullie zijn. Ik zal jullie ook weer uit die landen verzamelen. Ik zal jullie terugbrengen en het land Israël aan jullie teruggeven.' Ze zullen daar terugkomen en al die afschuwelijke godenbeelden uit het land wegdoen. Ik zal hun hart veranderen. Daardoor zullen ze Mij weer met hun hele hart willen dienen. Ik zal hun een nieuwe geest geven. Hun hart dat zo hard en zo koud is als steen, zal Ik uit hen weghalen. En Ik zal hun een warm, zacht hart geven. Dan zullen ze met hun hele hart willen gehoorzamen aan mijn wetten en leefregels. Ze zullen mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn. Maar mensen die liever de afgoden aanbidden, zal Ik hun verdiende straf geven, zegt de Heer." Toen sloegen de hemelse wezens hun vleugels uit. De wielen waren naast hen en de stralende aanwezigheid van de Heer was boven hen. De stralende aanwezigheid van de Heer steeg op uit de stad en daalde neer op de Olijfberg aan de oostkant van de stad. Daarna tilde de Geest mij op. Hij bracht mij terug naar het land van de Babyloniërs, waar de mensen van mijn volk moesten wonen. Toen verdween wat ik had gezien, alsof ik wakker werd uit een droom. En ik vertelde mijn volksgenoten wat de Heer me had laten zien.
Lees Ezechiël 11
Luisteren Ezechiël 11
Delen
Alle vertalingen vergelijken: Ezechiël 11:14-25
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's