In de eerste maand, de maand Nisan, toen Ahasveros twaalf jaar koning was, lootte Haman er over welke dag van welke maand dat jaar zijn geluksdag zou zijn. Het lot (dat 'Poer' werd genoemd) wees een dag in de twaalfde maand aan, de maand Adar. Toen zei Haman tegen de koning: "Er is een volk dat door uw hele rijk verspreid leeft onder de andere volken in uw koninkrijk. Dat volk heeft zijn eigen wetten. Die zijn anders dan de wetten van de andere volken. Dat volk houdt zich ook niet aan úw wetten. Daarom is het niet goed als u dat volk in leven laat. Wilt u mij toestemming geven om in het hele land bevel te geven dat volk te vernietigen. Dan zal ik mijn mensen bevelen om 10.000 talenten (360.000 kilo) zilver in de schatkist van de koning te storten." De koning deed zijn zegelring af en gaf hem aan Haman, de vijand van de Judeeërs. En hij zei tegen hem: "Dat zilver mag je houden. Ik geef je dat volk. Je mag ermee doen wat je wil."
Lees Ester 3
Luisteren Ester 3
Delen
Alle vertalingen vergelijken: Ester 3:7-11
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's