Handelingen 1:1-14

Handelingen 1:1-14 BB

Teofilus, in mijn eerste boek heb ik je geschreven over alles wat Jezus heeft gedaan en aan de mensen heeft geleerd voordat Hij naar de hemel ging. Voordat Hij naar de hemel ging, leerde Hij door de Heilige Geest nog allerlei dingen aan de leerlingen die Hij had uitgekozen. Want nadat Hij uit de dood was opgestaan, liet Hij zich nog vaak aan de leerlingen zien. Pas na 40 dagen ging Hij naar de hemel. Tijdens die 40 dagen sprak Hij met de leerlingen over allerlei dingen die met het Koninkrijk van God te maken hebben. Ook deed Hij nog heel veel wonderen. Toen Hij op een keer bij hen was, zei Hij tegen hen dat ze niet uit Jeruzalem mochten weggaan. Hij zei dat ze in Jeruzalem moesten blijven wachten op wat de Vader beloofd had. "Ik heb jullie al verteld wat die belofte is," zei Jezus. "Johannes doopte met water. Maar binnenkort zullen jullie met de Heilige Geest worden gedoopt." De mensen die daar bij Hem waren, vroegen Hem: "Heer, gaat U er nú voor zorgen dat Israël weer een eigen koninkrijk wordt?" Hij antwoordde: "Het gaat jullie niet aan wanneer dat gaat gebeuren. Alleen de Vader weet dat. Hij bepaalt wanneer dat zal zijn. Maar jullie zullen de Heilige Geest krijgen. Hij zal jullie kracht geven. Dan zullen jullie aan de mensen gaan vertellen wat jullie van Mij hebben gezien en gehoord. Eerst in Jeruzalem, dan in heel Judea en Samaria en daarna in de hele wereld." Hierna zagen ze hoe Hij opsteeg naar de hemel. Toen kwam er een wolk en ze zagen Hem niet meer. Ze bleven naar de lucht staan staren. Plotseling stonden er twee mannen in witte kleren bij hen. Ze zeiden: "Mannen uit Galilea, waarom staan jullie naar de lucht te staren? Jullie hebben gezien hoe deze Jezus bij jullie is weggegaan naar de hemel. Op dezelfde manier zal Hij weer terugkomen." Ze liepen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. (De Olijfberg was precies zo ver van Jeruzalem als je op een heilige rustdag mag lopen. Namelijk ongeveer 1½ km.) Ze kwamen terug in de stad. Daar gingen ze naar de bovenzaal waar ze logeerden. Het waren Petrus, Johannes, Jakobus, Andreas, Filippus, Thomas, Bartolomeüs, Matteüs, Jakobus de zoon van Alfeüs, Simon de Zeloot, en Judas de zoon van Jakobus. Ze bleven eensgezind met elkaar bidden, samen met een paar vrouwen. Ook Jezus' moeder Maria en Jezus' broers waren daar.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid