2 Korintiërs 7:2-13

2 Korintiërs 7:2-13 BB

Luister alsjeblieft met een open hart naar mij. Want ik heb niemand van jullie kwaad gedaan. Ik heb niemand slecht behandeld. Ik heb niemand bedrogen. Ik zeg dat niet om jullie ergens van te beschuldigen. Want ik heb al eerder gezegd dat ik veel van jullie houd. Zóveel, dat ik met jullie wil leven en met jullie wil sterven. Ik ben helemaal eerlijk tegen jullie. Ik ben heel erg trots op jullie. Jullie hebben mij heel erg bemoedigd. Jullie hebben mij heel erg blij gemaakt in al onze moeilijkheden. Want toen we in Macedonië kwamen, kregen we geen rust. Van alle kanten werd het ons moeilijk gemaakt: van buiten hadden we strijd van mensen, van binnen strijd door zorgen. Maar God die mensen in moeilijkheden bemoedigt, heeft ons bemoedigd door Titus te sturen. We werden niet alleen bemoedigd doordat hij kwam, maar ook door wat hij vertelde. Want hij vertelde dat hij zelf erg bemoedigd was door jullie. Hij vertelde ons over jullie liefde, bezorgdheid en hulp voor mij. Daar ben ik erg blij over. Met mijn eerste brief heb ik jullie verdrietig gemaakt. Toch heb ik daar geen spijt van. Ik had eerst wel even spijt. Maar nu weet ik dat die brief jullie maar korte tijd verdrietig heeft gemaakt. Nu ben ik blij over die brief. Niet omdat jullie verdrietig zijn geweest, maar omdat jullie door dat verdriet opnieuw God zijn gaan gehoorzamen. Want God heeft dat verdriet gebruikt. Daardoor heeft het jullie geen kwaad gedaan. Want als iemand verdriet heeft omdat hij verkeerd heeft gedaan tegen God, kan God dat verdriet gebruiken om hem te veranderen. Zo wordt hij erdoor gered. Maar als iemand gewoon verdriet heeft op de manier van de ongelovige mensen, brengt hem dat alleen maar ellende en dood. Maar kijk eens wat er is gebeurd door jullie verdriet. Jullie namen het heel serieus wat ik zei. Jullie vroegen vergeving. Jullie waren verontwaardigd over wat die man deed. Jullie kregen nieuw ontzag voor God en waren geschokt over wat er gebeurd was. Jullie wilden graag alles in orde maken. Daarom hebben jullie de man bestraft. Jullie hebben in alles laten zien dat jullie hierin een goede houding hadden. Ik had de brief niet geschreven vanwege de persoon die ongehoorzaam aan God was geweest. Ook niet vanwege de persoon tegen wie verkeerd was gedaan. Maar mijn brief was in de eerste plaats bedoeld om jullie te laten merken, hoeveel we van jullie houden in de Heer. En daarom ben ik nu blij en bemoedigd. Ook ben ik er heel blij over dat Titus zo van jullie heeft genoten. Jullie hebben hem blij gemaakt en bemoedigd.