1
Genesis 32:28
EBV24 een eigentijdse Bijbelvertaling
Hij zei tegen hem: “Wat is je naam?” Hij zei: “Jakob.”
Vergelijk
Ontdek Genesis 32:28
2
Genesis 32:26
Toen Deze merkte, dat Hij hem niet aankon, raakte hij zijn heupgewricht aan, zodat Jakobs heupgewricht ontzet raakte, terwijl Hij met hem worstelde.
Ontdek Genesis 32:26
3
Genesis 32:24
Hij nam hen mee en liet hen het beekdal oversteken en hij bracht alles wat hij had naar de overkant.
Ontdek Genesis 32:24
4
Genesis 32:30
Jakob vroeg toen en zei: “Zeg mij toch uw Naam!” En Hij zei “Waarom vraag je naar mijn Naam?” En Hij zegende hem daar.
Ontdek Genesis 32:30
5
Genesis 32:25
Maar Jakob bleef alleen achter en een Man worstelde met hem tot het aanbreken van de dag.
Ontdek Genesis 32:25
6
Genesis 32:27
Hij zei: “Laat Mij gaan, want de dag is al aangebroken.” Maar hij zei “Ik laat U niet gaan, tenzij U mij zegent.”
Ontdek Genesis 32:27
7
Genesis 32:29
Toen zei Hij: “Voortaan zul je niet meer Jakob genoemd worden, maar Israël, want je hebt met GOD en met mensen gestreden en je hebt overwonnen.”
Ontdek Genesis 32:29
8
Genesis 32:10
Toen zei Jakob: “O GOD van mijn vader Abraham en GOD van mijn vader Izak, o HEERE, U die tegen mij gezegd hebt: ‘Keer terug naar je land en naar je familie en Ik zal je goed doen!’
Ontdek Genesis 32:10
9
Genesis 32:32
De zon scheen op hem, toen hij Pniël voorbij was gegaan en hij ging mank aan zijn heup.
Ontdek Genesis 32:32
10
Genesis 32:9
Hij zei bij zichzelf: “Als Ezau op het ene kamp afkomt en het verslaat, dan zal het overgebleven kamp ontkomen.”
Ontdek Genesis 32:9
11
Genesis 32:11
Ik ben te gering voor alle blijken van liefdevolle vriendschap en voor alle trouw, die U aan uw dienaar hebt bewezen, want op de heenweg ben ik alleen met mijn staf deze Jordaan overgestoken en nu ben ik tot twee legerkampen uitgegroeid!
Ontdek Genesis 32:11
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's