Deze audio bijbel is opgenomen door de Christelijke Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden (CBB)

Recorded by Christelijke bibliotheek voor blinden en slechtzienden (CBB), Ermelo.© Stichting HSV en Royal Jongbloed 2010-2018

Herziene Statenvertaling Audio Bijbel

<div class="version vid1990 iso6393nld" data-vid="1990" data-iso6393="nld">
 <div class="book bk2SA">
 <div class="chapter ch17" data-usfm="2SA.17">
 <div class="label">17</div><div class="s">De raad van Achitofel verworpen</div><div class="p"> 1Verder zei Achitofel tegen Absalom: Laat mij toch twaalfduizend mannen uitkiezen, dan zal ik mij gereedmaken en David deze nacht nog achternajagen.</div><div class="p"> 2Ik zal hem aanvallen terwijl hij moe en ontmoedigd#17:2 ontmoedigd - Letterlijk: slap van handen. is, en zal hem schrik aanjagen. Dan zal al het volk dat bij hem is, op de vlucht slaan, en ik zal alleen de koning doden.</div><div class="p"> 3Dan zal ik heel het volk naar u laten terugkeren; het terugkeren van allen is afhankelijk van de man die u zoekt. Heel het volk zal in vrede zijn.</div><div class="p"> 4Dit woord nu was goed in de ogen van Absalom en in de ogen van alle oudsten van Isra&#235;l.</div><div class="p"> 5Maar Absalom zei: Roep toch ook Husai, de Archiet, en laten wij ook luisteren naar wat h&#237;j te zeggen heeft.#17:5 naar &#8230; heeft - Letterlijk: naar wat in zijn mond is.</div><div class="p"> 6Toen Husai bij Absalom binnenkwam, zei Absalom tegen hem: Dit heeft Achitofel gesproken. Zullen wij zijn woord opvolgen? Zo niet, spreek u uit.</div><div class="p"> 7Toen zei Husai tegen Absalom: De raad die Achitofel gegeven heeft, is ditmaal niet goed.</div><div class="p"> 8Verder zei Husai: &#218; kent uw vader en zijn mannen, dat zij helden zijn, en dat zij bitter van gemoed zijn, zoals een beer die in het veld van jongen beroofd is. Bovendien is uw vader een strijdbare man en zal hij niet overnachten bij het volk.</div><div class="p"> 9Zie, hij heeft zich nu zeker verborgen in een van de holen of in een van de andere schuilplaatsen. En het zal gebeuren, als er in het begin sommigen van hen vallen, dat ieder die het hoort, zal zeggen: Er is een grote slachting geweest onder het volk dat achter Absalom staat.</div><div class="p"> 10Dan zal zelfs iemand die een dapper man is, van wie het hart als dat van een leeuw is, beslist smelten van angst, want heel Isra&#235;l weet dat uw vader een held is en dat zij die bij hem zijn, dappere mannen zijn.</div><div class="p"> 11Daarom geef ik als raad: laat met spoed heel Isra&#235;l, van Dan tot Berseba, zo talrijk als de zandkorrels die aan de zee zijn, bij u verzameld worden, en ga zelf mee#17:11 ga zelf mee - Letterlijk: laat uw aangezicht meegaan. in de strijd.</div><div class="p"> 12Dan komen wij bij hem in een van zijn schuilplaatsen, waar hij gevonden wordt. Dan vallen we op hem zoals de dauw op de aardbodem valt. En van hem en al de mannen die bij hem zijn, zal er zelfs niet &#233;&#233;n worden overgelaten.</div><div class="p"> 13En als hij zich in een stad verzamelt, zal heel Isra&#235;l touwen naar die stad aandragen, en zullen wij haar tot in het dal neertrekken, totdat er ook niet &#233;&#233;n steentje meer gevonden wordt.</div><div class="p"> 14Toen zei Absalom, met alle mannen van Isra&#235;l: De raad van Husai, de Archiet, is beter dan de raad van Achitofel. De HEERE had het echter zo beschikt om de goede raad van Achitofel te verijdelen, opdat de HEERE het kwaad over Absalom zou brengen.</div><div class="s">Husai waarschuwt David</div><div class="p"> 15Husai zei tegen Zadok en Abjathar, de priesters: Zo en zo heeft Achitofel Absalom en de oudsten van Isra&#235;l aangeraden, maar zo en zo heb &#237;k hun aangeraden.</div><div class="p"> 16Stuur daarom nu snel een bode naar David om te zeggen: Overnacht deze nacht niet in de vlakten van de woestijn en steek ook direct over, anders wordt de koning met al het volk dat bij hem is, verslonden.</div><div class="p"> 17Jonathan en Ahima&#228;z stonden bij de bron Rogel. Een slavin ging ernaartoe en vertelde het hun. Daarop gingen zij op weg om het koning David te vertellen. Zij konden zich immers niet laten zien door de stad binnen te gaan.</div><div class="p"> 18Maar een jongen zag hen en vertelde het aan Absalom. De twee liepen echter hard weg en kwamen bij het huis van iemand in Bahurim die op zijn binnenplaats een put had, waarin zij afdaalden.</div><div class="p"> 19De vrouw nam het dekkleed, spreidde dat over de opening van de put en strooide daar gerst op. Zo werd de zaak niet bekend.</div><div class="p"> 20Toen de dienaren van Absalom bij de vrouw in het huis kwamen, zeiden zij: Waar zijn Ahima&#228;z en Jonathan? De vrouw zei tegen hen: Zij zijn die waterbeek overgestoken. En toen zij hen gezocht maar niet gevonden hadden, keerden zij terug naar Jeruzalem.</div><div class="p"> 21En het gebeurde, nadat dezen weggegaan waren, dat zij uit de put klommen, verdertrokken en alles aan koning David vertelden. Zij zeiden tegen David: Maak u gereed en steek snel het water over, want dat en dat heeft Achitofel met betrekking tot u aangeraden.</div><div class="p"> 22Toen maakte David zich gereed, met al het volk dat bij hem was, en zij staken de Jordaan over. Bij het morgenlicht ontbrak er zelfs niet &#233;&#233;n die de Jordaan niet overgestoken was.</div><div class="p"> 23Toen Achitofel zag dat zijn raad niet uitgevoerd was, zadelde hij de ezel en maakte zich gereed. Hij ging naar zijn huis in zijn stad, regelde de zaken van zijn huis en hing zich op. Zo stierf hij en werd begraven in het graf van zijn vader.</div><div class="p"> 24David kwam in Mahana&#239;m, en Absalom trok de Jordaan over, hij en alle mannen van Isra&#235;l met hem.</div><div class="p"> 25Absalom had Amasa over het leger aangesteld in plaats van Joab. Amasa was de zoon van een man van wie de naam Jethra was, de Isra&#235;liet die bij Abiga&#239;l gekomen was, de dochter van Nahas en zuster van Zeruja, de moeder van Joab.</div><div class="p"> 26Isra&#235;l en Absalom sloegen hun kamp op in het land van Gilead.</div><div class="p"> 27En het gebeurde, toen David in Mahana&#239;m aangekomen was, dat Sobi, de zoon van Nahas, uit Rabba van de Ammonieten, en Machir, de zoon van Ammi&#235;l, uit Lodebar, en #2 Sam. 19:31,32; 1 Kon. 2:7Barzillai uit Gilead, en wel uit Rogelim,</div><div class="p"> 28bedden, schalen, aardewerk, tarwe, gerst, meel, geroosterd koren, bonen, linzen &#8211; ook geroosterd &#8211;</div><div class="p"> 29honing, boter, kleinvee en kazen van koeienmelk bij David brachten, en bij het volk dat bij hem was, om te eten. Want zij zeiden: Dit volk is hongerig, moe en dorstig in de woestijn.</div>
 </div>
 </div>
</div>

Verder zei Achitofel tegen Absalom: Laat mij toch twaalfduizend mannen uitkiezen, dan zal ik mij gereedmaken en David deze nacht nog achternajagen.
Ik zal hem aanvallen terwijl hij moe en ontmoedigd is, en zal hem schrik aanjagen. Dan zal al het volk dat bij hem is, op de vlucht slaan, en ik zal alleen de koning doden.
Dan zal ik heel het volk naar u laten terugkeren; het terugkeren van allen is afhankelijk van de man die u zoekt. Heel het volk zal in vrede zijn.
Dit woord nu was goed in de ogen van Absalom en in de ogen van alle oudsten van Israël.
Maar Absalom zei: Roep toch ook Husai, de Archiet, en laten wij ook luisteren naar wat híj te zeggen heeft.
Toen Husai bij Absalom binnenkwam, zei Absalom tegen hem: Dit heeft Achitofel gesproken. Zullen wij zijn woord opvolgen? Zo niet, spreek u uit.
Toen zei Husai tegen Absalom: De raad die Achitofel gegeven heeft, is ditmaal niet goed.
Verder zei Husai: Ú kent uw vader en zijn mannen, dat zij helden zijn, en dat zij bitter van gemoed zijn, zoals een beer die in het veld van jongen beroofd is. Bovendien is uw vader een strijdbare man en zal hij niet overnachten bij het volk.
Zie, hij heeft zich nu zeker verborgen in een van de holen of in een van de andere schuilplaatsen. En het zal gebeuren, als er in het begin sommigen van hen vallen, dat ieder die het hoort, zal zeggen: Er is een grote slachting geweest onder het volk dat achter Absalom staat.
Dan zal zelfs iemand die een dapper man is, van wie het hart als dat van een leeuw is, beslist smelten van angst, want heel Israël weet dat uw vader een held is en dat zij die bij hem zijn, dappere mannen zijn.
Daarom geef ik als raad: laat met spoed heel Israël, van Dan tot Berseba, zo talrijk als de zandkorrels die aan de zee zijn, bij u verzameld worden, en ga zelf mee in de strijd.
Dan komen wij bij hem in een van zijn schuilplaatsen, waar hij gevonden wordt. Dan vallen we op hem zoals de dauw op de aardbodem valt. En van hem en al de mannen die bij hem zijn, zal er zelfs niet één worden overgelaten.
En als hij zich in een stad verzamelt, zal heel Israël touwen naar die stad aandragen, en zullen wij haar tot in het dal neertrekken, totdat er ook niet één steentje meer gevonden wordt.
Toen zei Absalom, met alle mannen van Israël: De raad van Husai, de Archiet, is beter dan de raad van Achitofel. De HEERE had het echter zo beschikt om de goede raad van Achitofel te verijdelen, opdat de HEERE het kwaad over Absalom zou brengen.

Husai zei tegen Zadok en Abjathar, de priesters: Zo en zo heeft Achitofel Absalom en de oudsten van Israël aangeraden, maar zo en zo heb ík hun aangeraden.
Stuur daarom nu snel een bode naar David om te zeggen: Overnacht deze nacht niet in de vlakten van de woestijn en steek ook direct over, anders wordt de koning met al het volk dat bij hem is, verslonden.
Jonathan en Ahimaäz stonden bij de bron Rogel. Een slavin ging ernaartoe en vertelde het hun. Daarop gingen zij op weg om het koning David te vertellen. Zij konden zich immers niet laten zien door de stad binnen te gaan.
Maar een jongen zag hen en vertelde het aan Absalom. De twee liepen echter hard weg en kwamen bij het huis van iemand in Bahurim die op zijn binnenplaats een put had, waarin zij afdaalden.
De vrouw nam het dekkleed, spreidde dat over de opening van de put en strooide daar gerst op. Zo werd de zaak niet bekend.
Toen de dienaren van Absalom bij de vrouw in het huis kwamen, zeiden zij: Waar zijn Ahimaäz en Jonathan? De vrouw zei tegen hen: Zij zijn die waterbeek overgestoken. En toen zij hen gezocht maar niet gevonden hadden, keerden zij terug naar Jeruzalem.
En het gebeurde, nadat dezen weggegaan waren, dat zij uit de put klommen, verdertrokken en alles aan koning David vertelden. Zij zeiden tegen David: Maak u gereed en steek snel het water over, want dat en dat heeft Achitofel met betrekking tot u aangeraden.
Toen maakte David zich gereed, met al het volk dat bij hem was, en zij staken de Jordaan over. Bij het morgenlicht ontbrak er zelfs niet één die de Jordaan niet overgestoken was.
Toen Achitofel zag dat zijn raad niet uitgevoerd was, zadelde hij de ezel en maakte zich gereed. Hij ging naar zijn huis in zijn stad, regelde de zaken van zijn huis en hing zich op. Zo stierf hij en werd begraven in het graf van zijn vader.
David kwam in Mahanaïm, en Absalom trok de Jordaan over, hij en alle mannen van Israël met hem.
Absalom had Amasa over het leger aangesteld in plaats van Joab. Amasa was de zoon van een man van wie de naam Jethra was, de Israëliet die bij Abigaïl gekomen was, de dochter van Nahas en zuster van Zeruja, de moeder van Joab.
Israël en Absalom sloegen hun kamp op in het land van Gilead.
En het gebeurde, toen David in Mahanaïm aangekomen was, dat Sobi, de zoon van Nahas, uit Rabba van de Ammonieten, en Machir, de zoon van Ammiël, uit Lodebar, en Barzillai uit Gilead, en wel uit Rogelim,
bedden, schalen, aardewerk, tarwe, gerst, meel, geroosterd koren, bonen, linzen – ook geroosterd –
honing, boter, kleinvee en kazen van koeienmelk bij David brachten, en bij het volk dat bij hem was, om te eten. Want zij zeiden: Dit volk is hongerig, moe en dorstig in de woestijn.

Luisteren 2 Samuel 17