1
Genesis 1:26-27
Statenvertaling (Importantia edition)
En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze.
Cymharu
Archwiliwch Genesis 1:26-27
2
Genesis 1:28
En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt!
Archwiliwch Genesis 1:28
3
Genesis 1:1
In den beginne schiep God den hemel en de aarde.
Archwiliwch Genesis 1:1
4
Genesis 1:2
De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren.
Archwiliwch Genesis 1:2
5
Genesis 1:3
En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht.
Archwiliwch Genesis 1:3
6
Genesis 1:31
En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zesde dag.
Archwiliwch Genesis 1:31
7
Genesis 1:4
En God zag het licht, dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis.
Archwiliwch Genesis 1:4
8
Genesis 1:29
En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de ganse aarde is, en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze!
Archwiliwch Genesis 1:29
9
Genesis 1:5
En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag.
Archwiliwch Genesis 1:5
10
Genesis 1:6
En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren!
Archwiliwch Genesis 1:6
11
Genesis 1:30
Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan al het kruipende gedierte op de aarde, waarin een levende ziel is, heb Ik al het groene kruid tot spijze gegeven. En het was alzo.
Archwiliwch Genesis 1:30
12
Genesis 1:14
En God zeide: Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren!
Archwiliwch Genesis 1:14
13
Genesis 1:11
En God zeide: Dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo.
Archwiliwch Genesis 1:11
14
Genesis 1:7
En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel zijn, en tussen de wateren, die boven het uitspansel zijn. En het was alzo.
Archwiliwch Genesis 1:7
15
Genesis 1:12
En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.
Archwiliwch Genesis 1:12
16
Genesis 1:16
God dan maakte die twee grote lichten; dat grote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine licht tot heerschappij des nachts; ook de sterren.
Archwiliwch Genesis 1:16
17
Genesis 1:9-10
En God zeide: Dat de wateren van onder den hemel in een plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was alzo. En God noemde het droge aarde, en de vergadering der wateren noemde Hij zeeën; en God zag, dat het goed was.
Archwiliwch Genesis 1:9-10
18
Genesis 1:22
En God zegende ze, zeggende: Zijt vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de wateren in de zeeën; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde!
Archwiliwch Genesis 1:22
19
Genesis 1:24
En God zeide: De aarde brenge levende zielen voort, naar haar aard, vee, en kruipend, en wild gedierte der aarde, naar zijn aard! En het was alzo.
Archwiliwch Genesis 1:24
20
Genesis 1:20
En God zeide: Dat de wateren overvloediglijk voortbrengen een gewemel van levende zielen; en het gevogelte vliege boven de aarde, in het uitspansel des hemels!
Archwiliwch Genesis 1:20
21
Genesis 1:25
En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard. En God zag, dat het goed was.
Archwiliwch Genesis 1:25
Gartref
Beibl
Cynlluniau
Fideos