Marcus 14:1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11
Marcus 14:4 HTB
Sommige van zijn tafelgenoten ergerden zich hieraan en mopperden: ‘Wat een verspilling!
Marcus 14:5 HTB
Zij had die olie voor veel geld kunnen verkopen en dat aan de armen kunnen geven.’ Zij vonden het schandalig wat zij gedaan had.
Marcus 14:6 HTB
Jezus zei tegen hen: ‘Laat haar toch begaan! Waarom valt u haar lastig? Wat zij voor Mij deed was juist heel goed.
Marcus 14:7 HTB
Arme mensen zijn er altijd en u kunt hen helpen wanneer u maar wilt. Maar Ik zal niet lang meer bij u blijven.
Marcus 14:8 HTB
Zij gaf wat ze had. Zij heeft de nardusolie voor mijn begrafenis nu al over Mij uitgegoten.
Marcus 14:10 HTB
Judas Iskariot, een van de groep van twaalf, ging naar de leidende priesters. Hij wilde er wel aan meewerken om Jezus gevangen te nemen.
Marcus 14:11 HTB
Toen zij dat hoorden, waren ze blij verrast en beloofden hem geld. Judas wachtte zijn kans af om Jezus uit te leveren.